Pag. 10.
zaak voor te stellen het renvooi van het verzoekschrift aan den Minister,
omdat de Commissie overtuigd was, dat, na al hetgeen reeds te dien aan
zien hij eene vorige gelegenheid was voorgevallen die zaak niet uit het
oog van de Regering kon zijn gegaan. Uit hoofde echter thans, door het
geachte lid uit Arnhem, is voorgesteld het adres te verzenden aan den
Minister, zoo kan de Commissie, die daaromtrent in nader overleg is ge
treden, in zóóverre zich met dit voorstel vereenigen, als daarbij zal wor
den bijgevoegd verzending aan den Minister, met verzoek om inlich
ting."
De heer Minister van Finantien Mijne HeerenIk erken ten volle,
de gegrondheid der opmerkingen door den heer van Dam
gemaakt op hetgeen ik straks heb gezegd, ofschoon het schijnt, dat
mijne woorden niet juist begrepen zijn, of ik mij niet duidelijk genoeg
heb uitgedrukt.
Het verzoek van de ingezetenen van den Helder is tweeledig. Het ver
zoek strekt vooreerst, om ontheven te worden van het bezwaar, dat gele
gen is in de bepalingen van het onvrije territoir, die op die plaats rusten.
In zoover kan men de verzending van het verzoek door deze Kamer aan*
mij noemen, langs «en regelmatigen weg te hebben plaats gehad en er
ken ik gaarne, dat de Minister van Finantien zeer geregeld van de zaak
zal zijn gesaisisseerd indien de Kamer mogt besluiten, zoodanig verzoek
aan hem te verzenden. Wanneer ik du3 gezegd heb, dat de Minister niet
regelmatig daarvan zoude zijn gesaisisseerd, dan sloeg dit natuurlijk,
niet op dit gedeelte van het verzoek.
Maar het tweede verzoek men veroorloove mij te zeggen, dat dit niet
goed schijnt begrepen te zijn is van een geheel anderen aard. Men ver
langt te verkrijgen het regt van laden en lossen, en dit regt is het regt
van den Koning en van den Koning alleen: »de plaatsen van laden en
lossen worden door ons aangewezen," zegt de wet, eene gunst, die de
Koniug verleenen of weigeren kan. En wanneer nu, in plaats van het
verzoek, regtstreeks, zoo als het behoort, aan den Koning te verzenden,
de verzoekers de Tweede Kamer daarmede lastig vallen, dan, meen ik,
zou de overbrenging van dat verzoek aan mij, mij geenszins de verplig-
ting opleggen om aan Z. M. eene voordragt te doen, en geloof ik, zonder
in het minst de bevoegdheid der Kamer te na te treden, te mogen be
weren, dat de zaak niet regelmatig hij mijn departement aanhangig zou
zijn gemaakt. Dit heb ik bedoeld, toen ik zeide, dat, indien de Kamer
mogt besluiten het request te verzenden aan den Minister, deze niet in
allen deele kon beschouwen, dat de zaak geregeld bij hem aanhangig is
gebragt. Onduidelijkheid in mijne woorden misschien, zal dus de aan
leiding zijn geweest, dat aan dezen eeae uitlegging en eene bedoeling
zijn gegeven, welke daarin niet gelegen waren.
Daar niemand meer het woord verlangt, worden de beraadslagingen
gesloten verklaard, en vereenigt zich de Vergadering met het alsnu ge
dane voorstel der Commissie voor de Verzoekschriften, om het bedoelde
adres, ter inzage der leden, op de griffie te deponeren, en afschrift daar
van aan den Minister van Finantien te verzenden om inlichtingen.
Daarna wordt de vergadering gesloten.
ERRATUM.
In het Hoofd van dit stuk, regel G van boven en verv., staat en waar
bij, tot wederlegging van hetzelve, de Commissie de eer heeft, dit adres
ter griffie te adviseren; lees: en waarbij de Commissie de eer heeft tot
nederlegging van hetzelve ter griffie te adviseren.
Oedrukt ter Drukkerij van het Weekblad van den Helder en het Nieuwedtep.