Ar men-wet.
de Dardanellen gelegen eiland Imbros is plotseling door zee-
roovers overvallen en geheel geplunderd. De Prins van
Capua, broeder van den Koning van Napels, die om schuld
gevangen zat, is weer op vrije voeten gesteld. 16 De
cember, Opening der collecte van de 215de Loterij. Trek
king der le klasso, 15 Jan. 1851. In de maand Sep
tember zijn te New-York 21098 Landverhuizers aangekomen
waaronder 2487 Nederlanders. In Massachusctt» is eene
hen verkocht voor 120 dollars (ƒ500). Een Amerikaansch
speculant heeft last gegeven lot het opkoopen van de zweep,
waarmede Haynau in do brouwerij le Londen afgeranseld
werd, ten einde daarmede zijn museum te versiereu.
Onder de troepen van Keizer Nicolaas Ioopen geruchten van
een spoedig oprukken naar den Rijn. Aan de Kaap do
Goede Hoop is men druk in de weer met het opstellen ee-
ner constitutie. De onderhandelingen lusschen de Weener
en Beriijner kabinetten duren nog steeds voort. TeMaintz
hebben do Roodo Republikeinen oproerige proclamaticn aan
geplakt. Keizer Soulouque heeft naturalisatie aan de zwar
ten der Franseho koloniën toegezegd, om het aantal zijner
onderdanen le vermeerderen.
i Ai cj 'Bi o ai i» e ar.
Sinds in het laatst van 1845 door den minister ScTiimmelpenninck
van der Oije een ontwerp van wet, omtrent de bedeeling der ar
men aan de Staten-Generaal werd ingediendis dit onderwerp in
menige brochure behandeld. De groote politieke vraagstukken in
1848 mogen dit onderwerp meer naar den achtergrond hebben ver
schoven, thans nu men volgens de grondwet weldra een ontwerp
van de zijde der Regering mag te gemoet zien, is blijkbaar de be
langstelling weer verlevendigd geworden. Ten bewijze daarvan heb
ben wij slechts te wijzen op het werk van de Heeren Mr. IIW.
Tijdeman, Mr. J, Heemskerk en Mr. IV. ï'ijdeman, en de te-
genschriftcn van Alstorphius Grevelink, Mr. .1. Muckuyde stuk
ken van Mr. de Bruijn Kops, onlangs in het Handelsblad opgeno
men en andereu.
Het is cr verre af, dat men tot cenc overeenstemming is geko
men, omtrent datgene, wat de armen-wet zou moeten behelzen.
Maar meer en meer treedt duidelijk de onderscheiding op den voor
grond tusschen de middelen, om het bestaande pauperisme tegen
te gaan, en de middelen om de behoeftigen voor hongersnood te
bewaren.
Die onderscheiding zal reeds rijke vruchten dragen. Het paupe
risme is een zickekjke toestand van den Staaten gelijk bij eenen
zieke wel eens een pijnstillend middel noodig, maar het middel dat
de kwaal moet genezen, te verkiezen is, zoo zal, indien de onder
scheiding, die wij zoo even maakten, algemeen ingezien en erkend
wordt, de aandacht van het algemeen meer op de oorzaken van het
pauperisme en de middelen, om die oorzaken weg te nemen zich
vestigen en men zal de voorziening in den nood der armen niet
liooger stellen, dan zij verdient, en haar als een tijdelijk noodza
kelijk, maar slechts pijnstillend, niet als genezend middel beschou
wen.
Indien wij onze eigene ondervinding tot eenen maatstaf mogen
nemendan durven wij als eene waarheid stellen, dat, zoo dikwijls
in eenige vereeniging het armwezen ter sprake komt, het gesprek
zich meestal bepaalt over de moeijelijkhedenom billijk te bedee-
len; over de misleiding, waaraan de verzorgers der armen bloot
staan over het verkieslijke van weinig of veel te gevenover het
nuttige van subsidien aan kerkelijke armbesturen en dcrgclijkcn
maar slechts zeer zelden vroeger bijna nooit zal men het ge
sprek zich naar de oorzaken van het pauperisme zien wenden.
In de laatste tijden ontwaart men intusschcn eene gunstige ver
andering. Er wordt, algemeen ingeziendat bedeeling en werkver
schaffing slechts palliativen zijn; dat de genezing elders gezocht moet
wordenen zoo wordt men gevoerd tot de staathuishoudkundevan
wier lessen ook alleen genezing is te wachten.
In eenen tijd, waarin een groot deel der Natie een gewigtigen
invloed op de Regering uitoefent, zal deze zich altijd in meerdere
of mindere mate moeten rigten naar de algemeene denkwijs, en
zich belemmerd vinden in haar strevenindien die algemeene denk
wijze bekrompen is en door vooroordeelen wordt beheerscht; gelijk
eene slechte Regering in die vooroordeelen dikwijls een middel vindt,
om een verkeerd doel te bereiken.
Toen van 1830 tot 1889 de eene leening op de andere volgde
en aanzienlijke kapitalen werden besteed, om eenen onvruchtbaren
staat van oorlog te voeren, was het niets vreemds uit menig be
schaafden mond te hooren: *Dat ja, men maakte wel wat veel
a schuld, maar het goed bleef toch in het land!" Die staathuis
houdkundige onzin werd door de meesten beaamd, en die bedrie-
gelijke redeneringals versterkt door de bedriegelijke schijn van de
tijdelijke werkzaamheid, die de verspilling dier millioenen opwekte,
heeft alleen het mogelijk gemaakt, dat zoo vele millioenen zijn
verspild. Indien ieder het besef had gehad, dat ieder milliocn,
dus verteerd, aan den arbeid der toekomst werd ontroofd, en hon
derden van arbeiders het kapitaal ontnam, dat hun arbeid had kun
nen verschaffen, dan ware het onmogelijk geweest voor het gouver
nement dien staat van oorlog zoolang te rekken, en daaronder het
pauperisme zijne wortels wijd te laten voortschietenom bij den te
rugkeer tot den natuurlijken toestand, weelderiger voor den dag te
komen.
De verschillende brochures en andere geschriften over eene ar
men-wet zullen derhalven reeds dit nut gesticht hebbendat zij de
overtuiging meer algemeen hebben gemaakt, dat men ter beoordee
ling der middelen van herstel zich met de grondbeginselen der
staathuishoudkunde behoort bekend te maken.
Door de onderscheiding, die wij boven vermeldden, is de discus
sie over eene armen-wet tusschen naauwere grenzen bepaald,
In de eerste plaats komt dan de vraag: zal de Regering zich al
leen bemoeijen met de middelen om hot pauperisme tegen te gaan
of zal zij zich ook bemoeijen met de zorg voor de armen, die cr
nu zijn.
Mr. AlstorpJdus Grevelinck wil alleen het eerste; maaral beval
de grondwet geen armenwet, dit gevoelen schijnt ons onhoudbaar.
Yooreerst: mag men niet vergeten, dat het pauperisme is een
kind der vroegere zonden tegen de lessen der staathuishoudkunde
begaanen al kon de staat nu eensklaps volledig van den verkeer
den weg terugtredendan nog schijnt hij geen regt tc hebbenom
den arbeider, die door hem geene kapitalen vindt, geheel aan zijn
lot overtelaten. Al belooft de staat voor het vervolg volkomen
vrijheid van nijverheid, al belooft hij voor het vervolg geen kapi
talen noodeloos te zullen vernielen, al belooft hij voor liet vervolg
ruimschoots voor het onderwijs te zullen zorgenwat helpt dat
hem, die niet van dat onderwijs genoten heeft, en thans de kapi
talen die de toekomst op zal sparennog niet vindtom hem
aan het werk te stellen Zoolang men erkentdat het pauperis
me voor een groot deel is toeteschrijven aan do onevenredigheid
die er bestaat tusschen de handen, die arbeid zoeken, en de ka
pitalen, die den arbeid moeten in beweging brengen, is het niets,
dan eene bespotting, wanneer men den arme toevoegt: zoek die
a kapitalen, die niet bestaan
Zoo lang die abnormale toestand van de maatschappij bestaat,
moet de staat, of voor de armen zorgen, of hen toestaan te be
delen.
Hoe verschillend men ook over eene armenwet moge denken,
niemand is er, die het bedelen vrij wil laten, en bij die algemeen
erkende noodzakelijkheid, om de bedelarij krachtdadig tegen to
gaanachten wij het niet noodig te wijzenop de verderfelijke
gevolgen die hare vrijheid zoude na zich slepen.