Opmerking. Een Yerhaal op St. Kicolaas. ©cutsmgbc 53cvi0(ctn De Groole Heer heeft maatregelen verordineerd lot be perking der weelde. In Amst. is een probaat geneesmid del vorkrygbaar tegen da Engelsche ziekte. DeTurkschc rebollen tc Aleppo zijn, na drie dagen vechteris, door de gouvernementstroepen verslagen. In Duilschiand slaan thans 940,000 man onder de wapenen. In Zwitserland hocrscht ontevredenheid over de vreemdelingen, dio zich daar ophouden. Bóranger ligt ernstig ziek. De kunst om rijk en gelukkig te worden wordt thans a 50 ets. in allo boekwinkels verkocht. In Belgie bestaan thaus 022 kloosters, waarin 10,000 personen onderhouden worden. To Marseille woont eon aartsvader van 104 jtrrn, zijnde een herder van beroep. Te Curacao is een visscher over ledendio in 1748 aldaar was geboren. De Spaansche schatkist heeft een te-kort van 30,000,000 realen. Do berigten uit Duitschland worden vredelievender, de fondsen rijzen en de politieke hemel klaart cp. Op het obser vatorium te Gambridge in Amerika heeft men den 15 Nov. een derden ring rondom de planeet Saturnus ontdekt. De Koning van Denemarken heeft zijne Linkerhandsgema lin weggezonden met eene jaarlijksche lijfrente van 12,000 rib. Op het Eivseé heerscht gebrek aan contanten. De stand van het Haarlemmermeer was op 30 Nov. 2,95 el beneden A. P. I AT !S E a 0 K E I. liet ïïnndelsblad vna den 4. December, het verslag omtrent het arm wezen over 1848 behandelende, maakt de opmerking, dat het aantal collegien van annverxorgershetwelk weigert aan de regering mededee- ling te doen van den slaat hunner armen en bedeelingen steeds toene mende is. Het betreuit die achlerhoudendheid en berispt hen, die er zich aan schuldig maken dat zij medewerken om een juist overzigt van het armwezen onmogelijk te maken. Wij beamen dit ten volle. Wij keuren dien onwil, dat stilzwijgen hoo- geiijk af; maar aan wie ligt .de schuld? Aan niemand, dan aan de re gering. Sinds den tijddat .men de wet van 1818 op onafhankelijke, niet gesubsidieerde diaconien heeft willen toepassen, haar door koninklij ke besluiten tot restitutien van elders uitgereikte bedeelingen heeft wil len dwingen; is meer en meer tegenkanting geboren en die is krachtig toegenomen, sinds hij het wetsontwerp van 1845, de pogingjwerdjaange- vrend om door strenge middelen de reeds gehate practijk hoven alle te genspraak te stellen, en te wettigen. Yan dat oogenblik werd destelling van de regering meer en meer vijandig tegen over cle onafhankelijkheid dezer collegien beschouwd, en men begon meer en meer aan de regering te weigeren, wat men veilig kon toegeven; men begon te verbergen, wat in het algemeen belang openbaarheid vorderde; maar ook deze billijke verzoeken om inlichting en mededeeling werden beschouwd als zoo vele pogingen om langzamerhand een hand te krijgen in de administratie, om langzamerhand de onafhankelijkheid te ondermijnen. Laat het gouvernement openlijk verkondigen, en door de wet waarbor gen dat men de Diaconién in hare handelingen eene billijke vrijheid zal laten dat mén haar zal laten bedeelen zoodanig en aan wie zij ge past oordeelt dan zal weldra die onwil ophouden en het gouverne ment op hare medewerking kunnen rekenen. JB U I Ié Ié JE T O Mijn naam is Hansmijne geboorte is niet zeer edeldaar ik ver meen dat zij aan zeer duistere en toevallige omstandigheden moet wor den toegeschreven zoodat ik mij altoos heb getroost met de gedachte, dat ik even goed van adelijke als van onadetijke ouders mijn' oorsprong ontleend kan hebben. Mijne opvoeding genoot ik ooder eene talrijke bende bedelaars, die de taal spraken, welke aan Sue en anderen zco veel stof tot schrijven en roman-dichten heeft opgeleverd. Weinig heb ik echter daarvan kunnen onthouden, daar mijne beschermers mij ai heel spoedig aan een' tolgaarder, die tevens kroeghouder en vrachtrijder was, toevertrouwden die mij als zoon ,'zegge als gekochlen slaaf aan nam en derhalve bepalen zich mijne kinderlijke herinneringen bijna ge heel tot de zes lange jaren, die ik b:j Bart Baars en zijne wederhelft doorbragtDeze leedere echtelingen waren niet met kroost gezegend, toodat zij al hunne ouderlijke zorgen aan mij besteedden,- te weten, om mijvaak driemalen daagsduchtig af te ranselen. Mijne voornaamste werkzaamheden bestonden in varkens te voederen aardappelen te schil len een enkelen keer met passagiers of vrachtgoederen uit rijden te gaanen des nachts het tolhek te openen daar mijn gevreesde meester geen navolger was van andere konfraters, om des nachts den slagboom maar open te laten staan maar mij liever aan de koude winternachten blootstelde, om eenige weinige dubbeltjes te ontvangen. AVcc echter mijner, wanneer ik soms in het duister valsch geld had aangenomen, of als de rekening niet akkoord was,' want mijne zachtaardige pleegmoe der scheen er alsdan behagen in te ssheppen om mij bloedige leekenen in bet aangezigt te krabben, of wel in de armen te bijten. Ik zal bijna twintig jaren oud geweest zijn en moet er nog al knapjes uitgezien hebben, toen ik eens aan den rijweg stond om op het tolhek te passen niet dal het weg zou loopen maar opdat er niemand zonder betalen door zou gaan toen een fraai rijtuig, met twee schoone paar den bespannen, bij ons stil hield. Ik vroeg den koetsier beleefdelijk om de gewone belasting. Goede vriend!" sprak deze: ik bevind mij plotseling ongesteld, en kom even af om een glas brandewijn te drinken. Dadelijk stapte er eene oude dame uit het rijtuig, en verklaarde, dat zij in dit gevat niet meer met haren koetsier durfde rijden, hetgeen dan ook zeer verstandig was, daar de goede man een hevigen toeval kreeg en bewusteloos nederviel. Mevrouw wilde echter dadelijk verder, en verzocht aan Bart om haar een' vertrouwden persoon te bezorgen, die haar verder kon brengen. Hiertoe werd ik voorgesteld, echter onder beding, dat mijn meester hel loori vooruit zou ontvangen dot hem dan ook cnmiddelijk werd toegeleld. Ziedaar mijn eerste schrede op den ladder, die ik beklimmen zou, en het spreekwoord i> Heeft men eerst den voet in den stijgbeugelspoe dig wordt men over het paard getild," is aan mij bevestigd geworden Ik moet zeker dadelijk al zeer wel aan Mevrouw bevallen zijn, daar ik tot haren koetsier aangesteld en in eene nieuwe liverei gestoken werd terwijl mijn voorganger tot de waardigheid van palfrenier afdaalde. Mijne nieuwe meesteres was eene rijke weduwe, en bewoonde ecu fraai hotel, doch geheel alleen met hare dienstboden. Al spoedig ontdekte ik, dat zij zeer lastig van humeur moest zijn, daar zij alle oogenblikken met hare dienstboden in twist was en ze ook dikwijls wegzond. Een en ander bragt mij op het hoogwijze idéé, om mij vooral naar hare luimen te schikken daar mijn koetsiertbrein de wtjsgeerige zekerheid vormde, dat men met inschikkelijkheid en toe gevendheid het beste door de wereld komt. Bij mijne indiensttreding werd mijn raam Hans in dien van Ilenri veranderd dewijl mevrouw gaarne had, dat hare dienstboden welluidende namen droegen; ik ver loor er niet bij cu had er dus Trede mede. Yan tijd tot tijd steeg ik meer en meer in de gunst mijner meesteres die mij zelfs tot chef van alle dienstboden benoemde en als zij somtijds de goedheid had, om ze aiien weg te jagen natuurlijk behalve haren gunsteling werd mij de aanstelling van een nieuw stel anderen opge dragen. Dikwijls gebeurde het, dat mevrouw mij 's avonds in hare kamer noodigde om met haar te vijfhonderden,- dat ik haar dan altoos liet win nen, spreekt van zelf. Üp zulk een' avond noodigde zij mij eens uit, om eene voorstelling in de opera met haar hij te wonen; het livereipak moest dus uit, en i9c werd in keurige moderne zwarte kleederen gestoken, welke zelf de no- tcbelste inwoners der stad mij benijden moesten. Ik reed alzoo mei mevrouw naar de opera,- dat is Ie zeggen: mijne meesteres en ik in de koets en de koetsier in buitengewone dienst o den bok. Het resultaat van dezen avond bragt mij eene groote schrede nader tot mijne goede fortuin. Ik had er al dikwijls over gedacht wat ik loch wel in de wereld wor den moest; altijd koetsier Ie blijven daartoe had ik al te gioote lucht- kasleelen gebouwd en mij te Teel geluk voorgespiegeld. Mijne meeste res was mij zeer genegen ja zelfs meende ik zeker genoeg te zijn, dat zij haren koetsier wel tot den rang van haren wettigen gemaal zon willen verheffen. Het is waar, zij telde meer dan zestig jaren; maar tweemaal zooveel oude Kussen waren ook niet Ie versmaden Ik was eens op een' St. INikolaos-avond bij mevrouw hetgeen bijna

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1850 | | pagina 3