trachtten te beperken. Men kan de warmte van den strijd afme
ten aan de langdurigheid der discussiën, die voor de wet omtrent
het kiesregt tien dagen, en voor die omtrent de magt der Provin
ciale Staten zes dagen aanhielden.
Den S7sten Junij werd een andereniet minder belangrijke,
strijd geopend; ook een strijd tusschen vooruitgang en behoud; tus-
schen theorie en vasthoudenheid aan het bestaande; maar de strijd
bewoog zich op een ander terrein. Ilct gold hier geene politieke
regten, maar de materiële welvaart.
Had de minister van Binnenlandsche Zaken door de straks ge
noemde politieke wetten getoond: dat hij vertrouwende op de rus
tige gezindheid der Natie en op hare politieke ontwikkelingde mi
nister van Pinantiën toonde door de voorgedragen scheepvaart-wet
ten, dat hij vertrouwde op hare bekwaamheid en energie in han
del en nijverheid. Het altijd benaauwde beschermingstelsel gevoel
de, dat het hier zijn leven gold, en haalde uit zijn tuighuis alle
mogelijke wapenen voor den dag; zijn val voorziende, trachtte het
den kamp te doen verschuivenonder het voorgevendat men niet
genoeg was ingelicht, dat eene grondige enquête behoorde vooraf-
legaan. De meerderheid koos echter de zijde van het ministerie,
en ofschoon de verhooging van het registratie-regt bij aankoop van
vreemde schepen, als amendement voorgedragen en aangenomen,
minder overeenkwam met de strekking der wettenhet beginsel
bleef gehandhaafd en den 8 Julij waren de drie ontwerpen van wet
aangenomen.
Vervolgens werd nog het wets-ontwerp, verklarende wie Nederlan
ders zijn en hoe de naturalisatie wordt verkregen, en dat omtrent de
uitoefening van het regt van enquêta aangenomen.
Volgens de grondwet moest op het eind der zitting, de helft
van de Tweede Kamer aftreden, maar, na de wet, op het kies
regt en de verkiezing van de leden der Eerste en Tweede Kamer
van de Staten Generaal, waren vele leden, die tot de aanblijven-
den behoorden, van oordeel, dat zij zich aan eene nieuwe verkie
zing moesten onderwerpen. De oude districtendoor wie zij ver
kozen waren, bestonden niet meer; andere Kiezers waren, tot uit
oefening van het kiesregt geroepen. De regering scheen aan
vankelijk te aarselen, of zij eene vertegenwoordiging, waarbij zij
zoo veel medewerking bad ondervondenmogt ontbindenmaar
gehoor gevende aan de algemeene opinie, die eene ontbinding
noodig rekende, ging zij eindelijk daartoe over.
Den 20 Augustus werden de Kamers gesloten en spoedig daar
op volgden de algemeene verkiezingen.
De regering had gewenscht do Kamers op het tijdstip door de
grondwet voor de gewone, samenkomst bepaald te kunnen openen;
maar de onmogelijkheid daartoe bleek weldra. De Leden der
Eerste Kamer toch moesten gekozen worden, door de Provinciale
Statenmaar nergens waren deze bij de eerste keuze voltallig ver
kozen. Over het grootste deel inocst worden herstemd.
De nieuw benoemde Leden der Provinciale Staten, meenden zich
wegens hun gering getal van de benoeming te moeten onthouden,
tot dat zij meer voltallig zouden zijn geworden.
De opening der Kamers werd derhalvcn tot den 7den October
verschoven.
Door do ontbinding had de Kamer meer dan één verdienstelijk
lid verloren. Wij betreuren zeer het gemis van cenen Fokker,
van eenen de Fremerij en hopen, dat eene volgende verkiezing,
dit verlies zal herstellen.
De toestand van het Ministerie in het algemeen, is echter niet
ongunstiger geworden. Heeft het eanige vrienden verloren, onder
de nieuwe leden zijn ook weer anderendie het zullen steunen op
den weg van vooruitgang.
Opmerkelijk is het, dat noch Donker Curtius, noch de Kèmpe-
naer in cenig district de meerderheid mogten verwerven. Het le
vert het duidelijkste bewijs, dat de val van hun Ministerie een
nationale wensch geweest was.
Den 14den October reeds werden de begrootingswetten bij de
Tweede Kamer ingeleverd, en spoedig volgden nog andere wets
ontwerpen; als: dat tot voortzetting der werken van liet Haarlem
mermeer; dat over de beperkingen van het regt van bouwen en
planten in de nabijheid van vestingwerken; dat tot verleening van
schadeloosstelling aan drie leden der Staten-Generaal; dat tot
vaststelling van het registratie regt bij naturalisatie; dat over bet
afschaffen der leges bij de in- en uitgaande regten; dat over de
dadingen en domaniale zaken; da over het regt van vcreeniging
en vergadering en eenige anderen.
Het ontwerp van de gemeentewet was intusschen bij de nieuw
verkozen Provinciale Staten ingeleverd en is bij deze onderzocht,
zoodat wij weldra de aanbieding daarvan in de Tweede Kamer
mogen verwachten.
Bij dit overzigt van de verschillende wetten, die in behandeling
zijn gekomen, of voorgedragen geworden, zijn wij eene menigte,
als die, omtrent het heffen van Provinciale belastingen; bijzondere
begrootingen; naturalisatien en anderen met stilzwijgen voorbijge
gaan; volgens de troonrede zijn bovendien de wetten op liet arm
bestuur en op de onteigening ten algemeenen nutte in gereedheid
en de Ministers mogten op de bedenking der Kamer, dat veel
nog ongedaan was gebleven, wat de grondwet wilde, dat reeds ge
daan zou zijn, met zeker gevoel van eigenwaarde wijzen, op een
getal van 127 wetten, zoo grootere als kleinere, door hen sedert
hunne optreding in November 1849 ontworpen, als een bewijs dat,
wat er ongedaan wasniet aan hunne traagheid was te wijten.
De begrootingswetten hebben eenen scherpen aanval te verduren
gehad. IVij begrijpen dat van ben, die zich tegen het Ministerie
ovcrstellen en den gang van zaken eene andere rigting wenschtcn
te doen nemen; maar hot schijnt, dat aanvankelijk ook vele aan
hangers van het Ministerie, teleurgesteld over het cijfer der be
grooting, hetwelk zij vergeleken met zekere onbestemde verwach
ting van vermindering bij ben bestaande, zich onder de aanvallers
schaardep. Bij de openbare discussie en stemming zijn zij echter
wijsselijk hiervan teruggekomen. Hoe gewiglig de cijfer quaestie
ook zij, zij was hier ondergeschikt aan hooger belang. De vraag,
die men zich hier had te stellen, was alleen of man met de al
gemeene strekking van het Ministerie te vreden wasof dat be
antwoordde aan den geest der grondwet en de verwachting der Natie.
Hierop kon slechts één antwoord zijn; en al ware het dan mo
gelijk geweest, dat het Ministerie nog grootere werkzaamheid hr.d
kunnen ontwikkelen en zich tevens met zoodanige inwendige orga-
nisaticn had kunnen bezig houden, die eene dadelijke besparing
mogelijk maakte, men mag om dergelijke ondergeschikte belangen
de hoofdzaak niet uit het oog verliezen.
De beraadslagingen hebben dit sterker doen uitkomen en de ver
schillende hoofdstukken zijn achtervolgens aangenomen.
Indien wij dit overzigt tot een resultaat zamentrekkendan mo
gen wij met genoegen op het afgelegde jaar terugzienwaarin
tusschen natie, vertegenwoordiging en regering eene gewenschte
overeenstemming hecrschte.
De finantiele toestand mag betrekkelijk gunstig genoemd worden,
daar de ruime opbrengsten vooral van onze Oost-Indische bezittin
gen bet vroeger bestaande te kort hebben gedekt.
Maar boeveel te meer rijst onze dankbaarheid voor hetgeen ons
vaderland te beurt mogt vallenindien wij onze blikken werpen op
onze naaste buren. Het arme Duitschlandin 1S4S medcgeslcept
door de meest overdreven Democratenhijgende naar eene éénheid
en ondeelbaarheid, die in strijd met zijn wezen, toch door zoo
menig uitstekend hoofd gezocht werd; Dv.iDehlanddat op grond
van eenheid van taal den onregtvaardigsten oorlog tegen Denemar
ken begon; en in weerwil van dat beginsel Oostenrijk in Hall
liet rondwoedenhet arme, in zijne overdrijving verstrikte DidiscJt-
land ziet zich in Keur-llessem in zijne dierbaarste vrijheden aan
gerand en in den persoon van een uit Druis sen verdreven llas-
senpf.uy het régime du Ion plaisir in den hatelijkstcn vorm opge
drongen, en mag nog alleen van het weifelende Dridssen en van
de Oostenrijkse/ze gematigdheid hopen, dat het niet weer geheel
teruggevoerd wordt naar den tijd, toen Melternicri den toon gaf.
Nederland heeft in 1848 door de wijsheid des konings cn de
kalmte der natie een groeten stap voorwaarts gedaan cn is in ISöO