PUBLICATIE.
drongen isdat de regering dit onderwerp tocli niet uit liet
a oog mogt verliezen," is juist, en ziet! nu de regering een voor
stel doet en dit voorstel door de Tweede Kamer is aangenomen,
komt de Eerste Kamer en verwerpt liet, zonder dat eenig groot
staatsbelang daarbij op bet spel schijnt te staan, maar omdat
reeds dadelijk meer verlangde.
Indien men toestemt dat de regering en Tweede Kamer hier
noch in overijling, noch door partijzucht gedreven, eene wet voor
draagt en goedkeurt, dan kunnen wij in de Eerste Kamer, die
het werk der anderen vernietigt, niets anders zien, dan eene in
stelling die den loop der zaken belemmerd.
Eij de behandeling der begrootingswettcn was de Eerste Kamer
in eenen moeijelijken toestand geplaatst. De tijd ontbrak haar,
de ontwerpen voor het eind des jaars in de Sectien naauwkeurig
te onderzoeken en zij moest kiezen tusschen eenen afstand van dat
onderzoekof het gevaar van verwarring in den geregelden loop
van zaken te brengen. Zij koos, en zij kon ook niets anders kie
zen, zonder iets meer te zijn dan eene overtolligheid zij koos den
eersten weg en bragt zonder voorloopig onderzoek de hoofdstukken
in deliberatie. In deliberatie zeggen wij; de uitdrukking is zeer
onjuister is volstrekt niet gedelibereerdin stemming hadden wij
moeten zeggen. Men heeft, zonder dat een eenig lid den mond
opende, alle hoofdstukken aangenomen.
Deze houding kunnen wij uit ons oogpunt zeer goed begrijpen.
Zij is ons minder verklaarbaar uit het oogpunt der voorstanders
van eene Eerste Kamer. In de détails der cijfers zal zij zich nim
mer kunnen begeven, zonder zich te maken tot eene icillekeurige
huishoudelijke af deeling der verlegemcoordiging.
Indien hare beraadslagingen iets zullen beduiden, dan schijnt
het ons toe, dat volgens het doel der instelling bij de begrooting
slechts de algemeene rigting der politiek, de maatstaf kan zijn waar
mede de Eerste Kamer meten mag. Bij haar kan niet de vraag
zijn of hier duizend gulden meer, daar duizend gulden minder
moest besteed worden; maar boven alle partijen verheven en met
do grondwet voor oogen, heeft zij te onderzoeken, of de liegering
met eene gedienstige Tweede Kamer ons, met miskenning der
grondwet, naar het uiterste van alleenhecrsching of demagogie wil
voeren. Die algemeene rigting der politiek ligt niet in do cijfers
van het budget, maar in den ganschen loop der gebeurtenissen,
en wij zien niet in, waarom ook zonder het uitpluizen der cijfers,
daarover niet gesproken kon worden. Misschien vreesde de Kamer,
dat ook, wanneer zij deze punten roerde, nog de tijd te kort zou
schieten, en wij eerbiedigen dan gaarne haar besluit, om mede te
gaan en niet tegentewerken.
Doch wanneer wij nu al de werkzaamheden zamentrekkendan
vinden wij toch als resultaat, dat de Eerste Kamer veilig gemist
kon worden, voor zoo ver zij zonder eenige deliberatie of na eene
zeer onbeduidende aanmerking, de meeste wetten heeft aangeno
men, daar waar zij twee wetten verwierp, het zeer twijfelachtig is,
of zij nut stichtte. Immers zoolang men het wenschelijke niet door
de minderheid laat uitmaken, mag men het vermoeden aannemen,
dat de Kegering, gesteund door 6S leden der Tweede Kamer, het
gelijk aan haren kant had; en eindelijk dat men nergens dat hoogere
standpunt ontdekt, hetwelk de Kamer /Ie kracht moet geven, om
in onrustige tijden, al3 een dam, den hevig bewogen stroom bin
nen zijne bedding te houden.
"Wij maken daarvan geene beschuldiging tegen de leden der Ka
mer, die vele bekwame en uitstekende leden telt, maar het ligt
in den aard der instelling.
Niets zal ons aangenamer zon, dan wanneer de ondervinding
ons oordeel zal logenstraffen en dat de Eerste Kamer, door groot
heid van gedachten, door ruimte van blik, zulk eenen eerbied aan
de Natie zal weten inteboezemendat staatkundige beroeringen,
die niet zullen vermogen te schokken.
De Voorzitter van den Raad der Gemeente Helder,
gelet hebbende op het bepaalde bij artikel 7 der Wet van
den 4den Julij 1850, (Staatsblad No. 37.)
Noodigt bij deze de inwoners dezer Gemeente uit, om
zoo zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen op
de Kohieren, welke thans tot de loopende dienst behooren,
daarvan vóór of op den 15den dezer maand Fcbruarg ter
Secretarie der Gemeente to doen blijken, ten einde daar
op bij do herziening der Kiezerslijsten voor do benoeming
van Afgevaardigden ter Tweede Kamer der Staten-Generaal
en der Provinciale Stalen, to kunnen lellen.
HELDER 5 Februarij 1851.
De F oor zit ter voornoemd
A. BOOMSMA, l.v.
HELDER en NIEUWEDIEP, 8 Februarij 1851.
Den 30 Januarij jl.heeft de Rogtbank te Alkmaar
uitspraak gedaan in het reglsgeding tusschen den Staat en
de Diakonie der Herv. gemeente alhier, wegens gronden,
in de nabijheid van het Fort Erfprins gelegendoor de
Diakonie in gebruik en door militaire genie als 's Rijks do
mein gerequireerd. De Regtbank heeft den Slaat zijn eisch
ontzegd en veroordeeld in de kosten van het proces.
ii Willem Frederik Karei te Heldervergadering in
de lslen Graadop den 28 Februarij 1851, 's middags ten
12 uren, en Br. 's nademiddags ten 5 uren, feestelijke
viering van haar 25jarig bestaan.
Bij Koninklijk besluit van 22 Januarij 1851 No. 34,
wordt goedkeuring verleend aan een tarief der prijzen voor
de over te brengen berigten met den electro-magnetischen
telegraaf tusschen Amsterdam en het Nicuwediep. Volgens
dit tarief zal betaald moeten worden voor eene tijding in
geicoon letterschriftvan het Nieuwediep naar Amster
dam, eerste 10 woorden 75 c.eerste 20 woorden 150 c.;
iedere 20 w. meer 100 c.en voor het antwoord, eerste
10 w. 57 c.; eerste 20 w. 115 c., iedere 20 w. meer 75
c. Voor eene tijding in cijfer- en geheim schrift, eer
ste 20 w. 300 c.iedero 20 w. meer 200 c.en voor
het antwoord, eerste 20 w. 230 c.; iedere 20 w. meer
150 c.
Door de regtbank van eersten aanleg te Kopenhagen
is onlangs uitspraak gedaan in een reglsgeding hetwelk in
het begin van het jaar 1842 aangevangen werd, en dus
meer dan negen jaren geduurd heeft. De beschuldigden,
ten gslale van 28, hebben beleden, in het geheel 349 mis-
daden of misdrijven gepleegd te hebben, van, welke 178,
en daaronder 22 moorden en 14 brandstichtingenbedreven
zijn door één enkel persoon, P. C. Pedersen, gewezen
smidsknecht. Laatstgenoemde is veroordeeld, om levend,
van onderen op, geradbraakt te wordenzullende daarna zijn
ligchaam door beulshandcn verbrand en de asch in den wind
gestrooid worden. Zijne 27 mede-beschuldigden zijn ver-