WEEKBLAD van des
IER en uet NIEUWEDIEP.
FP. 11.
Ontwerp van wet tot oslteige-
nirig ten algemeenen nutte.
WEGEBT» SS JMIiSAKG.
v I G E N H E r G
Dil Weekblad wordt eiken Maandag-morgen
uitgegeven bij O. RAKKElt lit te Nieuwe Diep.
D* 1'rijs is 80 Cts. in de drie maanden en voor
de buitensteden franco per post 90 cents. Men
abonneert zicb bij de boekhandelaren en Postkan-
toren zijner woonplaats.
MAAI»A G
!S5!.
ADVEIVTENTIEN gelieve men ongezegeld aan
den Uitgever in te zenden uiterlijk Zalurdags da*
middags ten 12 ure; de prijs van 1 tot 4 regels
is GO centen voor eiken regel meer 15 centen
behalve 35 centen zegelregt voor elke laatsing.
10 M A A 18. T.
STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN, VEKTOOGEN enz.
'ervolg
De meest geruchtmakende beschuldiging tegen de wet van 1811,
is het onvoldoende harer bepalingen, om spoedig tot het eindvon
nis te geraken, wanneer bij geschil over het bedrag der schade
loosstelling de regterlijkc beslissing werd ingeroepen.
Behalve de aanbeveling, om bij de termijnsbepalingen de meeste
kortheid in acht te nemen, (ccne aanbeveling, die waar de eene
partij het belang heeft, om do zaak zoo lang mogelijk slepende
te houden, tot niets leidde) en de verkorting van den ter
mijn van appel tot op twintig dagenworden bijna alle be
palingen van het wetboek van Burgerlijke regtsvordering gehand
haafd.
Het nieuwe ontwerp heeft getracht door bijzondere bepalingen
de beslissing te bespoedigen.
In dc eerste plaats wil de wet, dat de onteigening van al de
binnen het regtsgebied der zelfde arrondissements-regtbank voor
het werk noodige, en niet hij minnelijke overeenkomst verkregene
eigendommen, te gelijker tijd moet gevraagd worden.
Deze bepaling is ons niet regt duidelijk. Is de bedoeling, dat
alle onwillige eigenaars bij éénc dagvaarding worden opgeroepen
zoo dat alles als éénc zaak wordt behandeld? of wil de wetalleeD,
dat alle de onteigenings-processen.tegen denzelfden dag worden
aangebragtmaar bij afzonderlijke dagvaarding tegen iederen ei
genaar? Het eerste achten wij bijna onuitvoerbaar. Ieder van de
geroepene eigenaars kan verschillende gronden van tegenspraak
hebbende een verlangt inderdaad niets andersdan dat spoedig
door den regter de waarde wordt begroot; dc andere tracht daar
entegen de beslissing te verschuiven, en beroept zich te regt, of
ten onregte, op informaliteiten, die den eisch niet ontvankelijk
zouden maken. De een verschijnt, de andere laat verstek gaan;
hetzij opzettelijk, om later in verzet te komen, hetzij omdat hij
belet is geworden tijdig een procureur voor zich te doen stellen.
Zal men dan tegen de nietvcvschijncnde verstek verleenen en de
zaak tegen dc anderen aanhoudende, cene nieuwe oproeping beve
len, gelijk in gewone zaken geschiedt, wanneer het een gemeen
belang tusschen verschijnenden en niet verschijnenden betreft?
En wat zal het gevolg zijn, indien dc onteigenende partij eens
niet alle eigenaars heeft opgeroepen, zal zij dan niet ontvankelijk
zijn tegen hen, die wel zijn opgeroepen? En indien de versche
nen partijen, die exceptie eens niet opwerpen en het proces tegen
hen ten einde wordt gebragt, zal dan later de niet opgeroepene
de vordering tot onteigening kunnen afweren, door tegentewcr-
pen, dat hij niet te gelijk met de overigen is gedagvaard? Het
ligt mogelijk verzuim, om voor een perceeltje, dat door zijns on-
beduidenheid over liet hoofd is gezien, de onteigening te vorde
ren zal dan het gansche werk onuitvoerbaar maken.
Waarom die dwang der onteigenende -partij opgelegd? Indien haar
belang het medebrengt allen te gelijk te roepen, dan kan zij het
immers doen. Dat onder vigeur der wet van 1841, sommige on
dernemers tot hun eigen nadeel cr genoegen in schenen te sehep-
pen, om het eene proces na het andere te beginnen, kan geen
reden zijn, om te dwingen alle processen te gelijk aan tc vangen.
Hangende onderhandelingen kunnen het zeer wenschelijk maken
dat voor sommige perceelen den minnelijken weg niet dadelijk
verlaten wordt.'
Yoor zoo ver de woonplaats der eigenaars hekend en binnen
het koningrijk gelegen is, worden dc gewone termijnen van dag
vaarding in acht genomen. Wanneer zij buiten bet koningrijk wo
nen of hunne woonplaats onbekend isen er geen gevolmagtigde
of bewindvoerder bekend isbenoemt de regtbank iemand ter waar
neming hunner belangen, die echter geen loon zal kunnen be
rekenen.
Deze bepalingen schijnen ons onvolledig toe. Als beginsel is
bij art. 3 aangenomendat hijdie bij het kadaster staat inge
schreven, als eigenaar beschouwd wordt. Men zal daar dikwijls perceelen
vinden, die, tot oen onverdeelden boedel behoorende, nog ten
name van den sinds lang overleden erflater staan. Zal dan tegen
deze worden geprocedeerd, als of hij een eigenaar is, wiens woon
plaats onbekend is? Maar het kan dikwijls van algemeene bekend
heid zijn, dat de persoon overleden is en zijne erven in dezelfde
gemeente wonen. Zal de onteigenende partij de erven dan moeten op
zoeken? Ook dit kan vele moeijelijkkeden opleveren en het verzuim
van een enkel der niedeërvcn optcroepen zal eene niet ontvanke
lijkheid te weeg brengen.-
De vraag rijst verder, wat er gedaan moet worden, indien een
gevolmagtigde bekend is. Zal men dan deze moeten dagvaarden
of aan diens domicilie het exploit beteekenen? Indien dit de be
doeling is, was liet noodig, dit duidelijker uittedrukken. Dc vraag, r
of een gevolmagtigde al dan niet bekend is.^aal-ool^tot veel ge-^
schil aanleiding kunnen geven; want wat^n een bckehdis, is voor
ccn ander niet bekend. Vele dier bezwAfsu zwMen^iiaar ons in
zien, kunnen worden voorgekomen, indioiyhcn "Ziblï streng lïjeltt aan
bet beginsel, dat die bij kadaster bekegd staat, eigenaar is, en
dat die persoon, lictzij dood of levend, ietzij. hij. een gevohnagtig-