Een bezoek in eenen Harem.
Spaansche koningin-moeder is bij het uitstappen van hot
rijtuig gevallen en heeft haar been gebroken, waardoor
de fondsen gedaald zijn. Overleden te Woerden Wouter
Lemin den ouderdom van 97 jaren. Gevraagd in hel
zuiden van Zweden een Hollandsche boer en boerindie do
boter-cn kaasbereiding goed verstaan. (Opr. 114.) Uit
den plantentuin te Parijs is een leeuw gestolen, (eene ge
vaarlijke industrie.) Do Bosnische opstand is geëin
digd. Het plan om den Donau met de Zwarte Zee te
vereenigen wordt thans door de Porie ten uitvoer gelegd.
De Zweedsche nachtegaal wordt in Parijs verwacht lot her
stel van haar keeltje. In Groningen is eene provinciale
vereeniging tot stand gekomen om de armoede te bestrij
den. De min. van iinantien wil de belasting op tabak
wijn, bier en jenever verhoogen. In Athene is eene
ministeriële crisis ophanden. Sardinië heeft te Londen
"eene leening van 75 millioen fr. gssloten. H. Al. is van
Sluttgarl naar Baden Baden vertrokken.
FEUIhJjjBTO »V.
(Vervolg en slot.)
De fuvorile was etne Circ assische en eene liefelijker gedaante is naau-
vrelijks denkbaar. Bezwaarlijk zou men de uitdrukking van baar gelaat
verstandig kunnen noemenmaar zij was even zoo voi waardigheidals
bevallig en zacht. Hare groote zwarte oogen uil welke een zachte glans
afstraalde, schenen zelfs in de duisternis licht te moeten geven, en de
digte lokken die zij in de opgewondenheid van het oogenblik achleloos
om hare schouderen sloeg, glinsierden als een spiegel. De kleur van haar
gelaat was het heerlijkste dat ik ooit aanschouwde, want over hare parel
achtige blankheid scheen een zachte gloed verspreid zoo als men dik
werf in het binnenste eener oesterschelp aanschouwt. Ofschoon zij vtij
groot was, scheen zij toch zoo ligt als eene wolk en liep over de rijke ta
pijten heen als een kind, dat den last zijns ligchaams niet voelt; hoewel
zij ingetogen was in de tusschenpoozen van onrust, had hare vrolijkheid
eene soort van moedwillige dartelheid. Ook zij bezat de aan het Oosten
eigenaardige wellustige uitdrukking, die geenszins in strijd is met zedig
heid en om hare lippen zweefde eene uitdrukking eten bevallig als vol
waardigheid, die gereed scheer, altijd in eenen lach over te gaan.
Daar de eene tooverinanoeuvre op de andere volgde, zoo verdween lang
zamerhand alle beschroomdheid, en er bleef geen spoor over van de on
rustige verwachting, die zich op de schitterende aangeziglen bij het eerste
vallen der sluijers vertoond had. De schoone vrouwen zweelden om ons
heen en wierpen de armen om liet hoofd als hadden zij de tegenwoor
digheid van haren gemaal geheel en al vergeten. Intusschen waren wij
>aet ons onderzoek nog weinig verder gekomen en toen de toovenaar haar
zeide zij zouden beier doen hvm niets te verbergen, zagen zij hem aan
als of zij wilden zeggen «Gij zijl bij ons gekomen om ons wat te ver
maken, maar niet om ons te verhooren." Thans besloten hebbende krseh-
tiger wapenen te gebruiken begon hij zijne electriseermachine in orde te
maken, toen de Mollah nadat hij het twee of driemaal beschouwd had,
nader trad en vraagde of dit ook een loover-instrument was. De scherp
zinnige Franschman antwoordde terstond: «Volstrekt niet, hel is slechts
een wetenschappelijk speelgoed," en zich tot mij keerendezeide hij zacht:
Hij heeft het reed» vroeger gezieo en is waarschijnlijk een bereisd man."
Na eenige minuten stonden de vrouwen in een kring en gaven elkander
de hand. Itij liet haar toen door den tolk zeggen, dat, zoo de bekente
nis niet oogenblikkelijk gedaan werd, elke van haar te gelijkertijd door
eene onzigtbare hand eenen slag zou bekomen; dat de tweede maal de
waarschuwing nog krachtiger zou zijn en dat, wanneer dit niet voldoende
was, bij de derde maal de schuldige dood zou nedervallen. Deze aan
kondiging werd raet grooten ernst aangehoord, maar er volgde geene be
kentenis, de slag viel en de liefelijke kring stoof plotseling uiteen onder
schreeuwen en lagchen. De tweede slag volgde, maar met dezelfde uit
werking. Vóór dat de toovenaar zijne laatste proef in het werk stelde,
hield hij eene lange redevoering tot haar, zeide haar, dat hij het geheim
reeds'ontdekt had/ voorts dat, als de schuldige bekende, hij eene voor
spraak voor haar wilde doen, doch als zij dat niet deed, moest zij de
evolgen voor bare rekening nemen. Er vólgde geene bekentenisen voor
de eerste maal zag mijn geslepen medgezel er eenigzins neerslagtig uit.
«Hel helpt niets," zeide hij lol mij, ode ring is niet weder te vinden,
zij weten er Diets van; waarschijnlijk is hij verloren; wij kunnen onze be
loften niet vervullen/ ik wenschle inderdaad dat wij op eene fatsoenlijke
wijze hier uit waren."
Ik beken dat ik hetzelfde wenschte, vooral als ik den heer des huizes
aanzag, die somber als eene donderwolk daar stond, met het uitorlijk van
eenen man die gevoelt dat hij in eene allezins valsche positie geplaatst is.
De Oosterlingen verslaan geene scherts, vooral niet in eenen Harem, en
uit hun phlegma gaan zij snel tot zeer doortastende en dikwijls tot zeer
onaangename handelingen over/ zij spreken wsinig, doch toonen hun ge
voelen door de daad. Gaarne had ik den heer des huizes hooren spreken
zeifs met eene dreigende stem, intusschen steunde ik zeer op de koelbloe
digheid en tegenwooidigheid van geest van mijnen medgezel. En ik be-
dtoog mij niet: Doe eten zoo als gij mij ziet doen," zeide hij tot mij
en den tolk en zoodra de derde slag met even weinig gevolg als de vo-
rigen gevallen was, trad hij op den somber voor zich heen ziende gastheer,
met een gelaat schitterend van genoegen toe, en wenschte hem met groo
ten ijver geluk. «Gij zijl een gtlukktg man. Op uwe huisgenooten kleeft
geene smet; het is een geluk dat gij om den wijzen man gezonden hebt,
want ik heb de zaak ontdekt." «Wat hebt gij ontdekt?" «Wat
er van de» ring geworden is?" Hij is niet gestolen, anders had gy
hem terug gekregen/ ik zoude hem u ter hand gesteld hebben. Vrees
niets; gij kunt u op uwe huisgenooten verlaten/ zij zijn eerlijk. Ik weet
waar de ring is, maar ik zou u misleiden zoo ik u vleide met de hoop,
dai gij hem ooit zult terug zien. Dat is een groot geheim en de geluk
kige voleindiging der zaak overtreft zelfs mijne verwachtingen. Leef ge
lukkig/ de zaak is afgeloopen zoo als gij ziet. Gij zijt onder een geluk
kig gesternte geboren. Gelukkig de man, die zich op zijne huisgenooten
kan verlaten. Ik verbied u in hst vervolg eene uwer vrouwen te wan
trouwen."
Hel gezigt van den muzelman gedurende dis toespraak, laat zich on
mogelijk beschrijven. Hij stond daar als een boom, half in den zonne
schijn, half in de schaduw/ vreugde en gramschap voerden strijd op zijn
gelaaten verbazing overtrof beiden. Het was- volstrekt niet in ons be
lang te wachten, tot hij weder tot zich zeiven gekomen was, en een be
paald besluit genomen had over de mate van dankbaaihcid die hij zijnen
gasten zou betoonen. Wij gingen dus aanstonds naar de deur. In een
oogenblik verkreeg hel iBSlioct van hoffelijkheid de overhand en hij gaf
aan een van zijn gevolg een teeken. Zijne slaven gingen voor ons uil met
fakkels, wint liet was laat geworden, en onder geleide van een half hon
derd van hen als eerewachttrokken wij weder door het groote, uitge
strekte huis, daarna door den tuin en stegen weder in onzen wagen die
ons buiten wachtte. Onze avond was spoedig om onder de gesprekken
over ons avontuur en meer dan eens dacht ik er met genoegen aan
welk eene ruime slof lot onderhoud het bezoek van vreemden aan de op
gesloten schoonen zal hebben opgeleverd. Ongetwijfeld weerklonken de
baden van Konstantinopel van menigen vrolijken lach over dit binnendrin
gen "van Franken. Nimmer hebben welligt bewoonsters van eenen harem
zoo veel van ongeloovigen gezien en zoo vertrouwelijk met hen gespro
ken in tegenwoordigheid van den heer des huizes.
Q b a e 11 e ti t i c n,
De ondergeteekende brengt bij deze met har
telijke dankbetuiging voor zoo vele blijken van
genegenheid hem en zijne Familie bewezen, zijnen wel-
meenettden afscheidsgroet aan allo do ingezetenen dezer
gemeento, beleefdelijk verzoekende om, zoo iemand nog
iels van hem -Ie vorderen mogt hebben, zich aantemel-
den bij Ds. B. G. CLEMEM".
Den Helder den 14 Mei 1851.
J. J. A. CREIJGHTON.
Do ondergeteokendo geeft les in de voorbe-
reidende wetenschappen tot de Academische lessen.
Helder, 17 Mei 1851. J. A. van VIEGEN,
lilt, cand.
wleu>yEDIEP BIJ C, BAKKEB BZ, GEDB17KT BIJ S, GILTJEJ,