uerts u tien.
PÜBLtEKE VMSÖÖPING
In de Tuintjes, te Huisduinen
HARMONIE-MUZIJK in den TUIN.
moei ik u gul xe^cn tint ik het volstrekt niet weetmant dat neemt toch
niet weg, dat ik er een duivelschen h«k«i aan heb.
Ik ben, xoo als gij weet, een koopman, en een koopman moet lich al
leen met zijnen handel bemoaijende rest gaat hem niet aan.
Gij noemt mij een stijven behoudsrnan; dat ben ik, vooreerst: omdat
al de fatsoenlijke menschen zulks zijn, en ten tweede: omdat het gemak
kelijker is de behoudende partij dan de oppositie aan te kleven. Bij voor
beeld spreekt men een opposant over politiek, dan dient men al heel op
de hoogte van den tijd te slaan om geen mal figuur te maken of gekke
antwoorden te geven, terwyi de behoudsrnan, spreekt men van politiek,
waarvan hij mede niets begrijpt, zeer deftig zegt: dat «ijo zaken, waar
over ik mij ongaarne uitlaat de beste stuurlieden staan aan walen ik
geloof, dat wanneer diegenen, die thans zoo veel op de regering heb
ben aan te nierken eens het roer in handen kregen zij het niet beter
zouden maken." Op zulk een manier weet ik mij altijd te redden en
de wereld houdt mij voor een zeer verstandig man, die wel weet wat hij
zegt.
Ik beo een behouUmao, omdat ik bang ben yoor alle verandering van
zaken. IViet dat hel mij wat aangaat wie hier regeert of het een kei
zer of een koning doet of dat ons land eene republiek is,* niet het min
ste maar, Emestusik heb effecten en bij den minsten ommekeer van
zaken mogten zij een groot gedeelte van hare waarde zoo al niet hare
geheele waarde, verliezen, en staatkundige woelingen doen den handel
altijd kwaad. En al ware het dan ook, darde geheele natie, bij omme
keer en verandering, tot geluk en voorspoed klom, zoo bedank ik er wel
hartelijk voor hierdoor schade of nadeel te lijden ieder is zichzelven
het naast; ik ben heel nationaal, maar het moet mij geen geld kosten.
Ik zal u hiervan een staaltje geven. Toen koning Willem II stierf,
deed ik, even zoo nis mijne kennissen deden ik kocht eene groote Oranje
kokarde en deed die op mijnen hoed met eenen rouwband. Mij dunkt
dit was toch wel een bewijs van liefde voor den vorst,- maar toen meo mij
later voor tien gu'den wilde laten teekenen tot de oprigling vao een rui-
ter-standbeeld heb ik er voor bedankt. Gij weet bij ondervinding, Neef
je! dat ik een vijand ben van onnutte uitgaven en als ik mijne genegen
heid voor iemand juist door geld moet toonen dan behoeft het niet. Daar
enboven heb ik bewijzen genoeg gegeven van liefde voor vaderland en
Koning. Toen ik in de conscriptie viel, stelde ik een remplacant, die
mij een aardig duitje kostte. Bijaldien er het minste gebeurt zou ik scha
de lijden. Zoo als het nu is, beste jongen, bevalt het mij goed wij be
talen wei veel, doch dat raakt niet, die lasten drukken het meest op de
burgers en deze zijn er aan gewoon. Als ons land io vrede is, als wij
onze kolooien behouden en de regering de handelmaatschappij beschermt,
zie ik er niet tegen op mijne lasten te betalen. I)e eene dienst is de an
dere waard.
Zoo denk ik er over ErnestusYerschoon mij voortaan van uwe poli
tieke brieven; want ik lees ze even ongaarne als uwe rekeningen.
Uw toegenegen Oom,
Atgidius
Wij laten hieronder volgen eene, uit een Duitsch blad overgc-
nomene, niet onaardige satyre op het naauwlettend toezigt der Wee-
ner polieie. Een j onge Pruisische handwerksgezel zat bij fraai we
der even buiten Wecnen op eene bankrookte regt genoegelijk uit
cenen grooten pijpenkop en staarde met welgevallen op de blaauwe
kringen, door den rook in de lucht gevormd, toen hij plotseling
in zijne aangename mijmering gestoord werd, door een policiebe-
diendedie hem aanvatte en hem verklaarde dat hij zijn arrestant was,
waarop tusschen hen het volgende gesprek plaats had.
PI. G. Ik arrestant, waarom dan toch? Ik heb niets misdaan
dat ik weet.
P. B. Niets misdaan, meen je? Ik zal jou wel zeggen, watje
misdaan hebt. Je bent een onruststoker, een democraat, je rookt
Hecker-tabak.
H. G. Hecker-tabak? wat zal dat beduiden? Ik begrijp je niet.
P. B. Wij policie-bedienden hebben van de overheid eene aan
schrijving ontvangen, waarin ons bevolen wordt, wel bijzonder toq
te zien "op de handwerksgezellen, die zoogenaamde Hecker-tabak
rooken; als zijnde alle louter socialisten en communisten.
II. G. Wat weerga! ik rook immers zeer gewonen gemeenen
tabak, ken zelfs geen Hecker-tabak.
P. B. Wat, wou jij 't nog ontkennen, zie zelf nog maar eens
in den rook, die je laat opgaan uit jou pijpenkop, of daarin niet
duidelijk bet beeld van Hecker te zien is.
H. G. Nu is er dan geen doen meer aan. Nu zal ook al de
onschuldige rook, uit de pijp van eenen armen Perlaberger, zich
door zijne kringen aan hoog verraad schuldig maken. Wanneer
het verstand door geheel Duitschland zulke vorderingen maakt, als
hier in Weenen, waar zal het dan toch heen? Dan kan het ein
delijk nog wel gebeuren, dat b. v. wanneer men te Berlijn spuwt,
men drie maand later te Kassei gearresteerd wordt, onder voorge
ven, dat men te Berlijn Hassenphlug heeft uitgespuwd. Maar nu,
wat betreft mijnen zoogenaamden Hecker-tabak, geëerde staatsver-
dediger, waarin het u behaagt spoken te zien, hier is een goed
Pruisisch 4 grosschen stuk; bezie dat eens, daar gij toch hier te
lande in lang wel geen zilvergeld zult gezien hebben, en wanneer
gij dan toch volstrekt iets arresteren moetarresteer dan den rook
maar laat mij, als je blieft, gaan.
De Policie-bediende staarde eene geruime poos op het ontvangen
stuk zilvergeld; in dien tijd waren rook en handwerksgezel beide
verdwenen.
Ondertrouwd: J. L. NIERSTRASZ C. Jz.
Luitenant ter zee
en
Nieuwediep, 28 Junij 1851. C. TAYLOR.
Eenige kennisgeving
Ondertrouwd HUGH MACKAIJ
en
JOIIANNA CHRISTINA HENDERIKA CHAPPÜIJSI.
Helder, 26 Junij 1851.
Getrouwd: A. WALLIN
en
Amsterdam, 26 Junij 1851. M. E. GROENEWOUD.
Heden nacht ontsliep kalm en zacht, na een Inngdu-
durig doch geduldig lijden, tot mijne en mijner kinderen
diepe droefheidmijne veel geliefde Echtgenoole GEER
TJE BROUWER, in den ouderdom van bijna 56 jaren.
Helder, 25 Junij 1851.
Algemeene kennisgeving. M. VROON.
De ondergoteekendc, op zijn daartoe gedaan
verzoek, bij besluit van Zijne Majesteit, met
primo Julij eervol ontslag bekomen hebbende, neemt bij
deze met zijne familie afscheid van alle goede Vrienden
en Bekenden dezer gemeente Helder c. a.
Huisduinen, den 29 Junij 1851.
De gep. Luitenant ter zee le klasse,
heiast met de directie der kust verlich
ting te Kijkduin,
E. W. G. HACKETT.
op Donderdag den 3n Julij, des voormiddags om tien ure
van eeno zeer aanzienlijke partij EIKEN en GREENEN
TIMMER- en BRANDHOUT, afkomstig van het ge
sloopte schip Jason, liggende op het terrein, aan de
Binnnenkoopvaardijhavcnaan het Nieuwediep.
op Zondag 29 Junij,
Entree vrij.
Nieuwediep eij c. bakker bi. gedrukt bij s. giltjei.