WEEKGLAD van den
'en het
1852.
N°. 8.
Ontwerp van wet op het
Armbestuur.
TI E X 15 K JAARGANG.
Dit Weekblad wordt eiken MaaDdag-morgen
uitgegeven bij C. BAKKER Ez.te Nieuwediep.
De prijs is" 60~cents in de drie maanden en voor
de buitensteden franco per post 90 cents. Men
abonneert zich bij de Boekhandelaren en Postkan
toren zijnet- woonplaats
MA A N 1» A
ADYERTENTIEN gelieze men ongeregeld aan
den Uitgever in te zenden, uiterlijk Zalurdags de»
middags ten 12 ure; de prijs van 1 lot 4 regel»
is 60 centen, voor eiken regel meer 15 centen,
behalve 35 centen zegelregt voor elke plaatsing.
16 F E IS R IJ A R IJ.
STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN, VEETOOGEN enz.
Indien wij tot heden toe zwegen over het wets-ontwerp in het
hoofd dezes omschreven, het was alleen, omdat het onderwerp van
zoo grooten omvang is, dat het moeijelijk valt binnen de enge ruim
te, die ons blad er voor toestaateene beoordeeling te beperken.
Evenwel bij het hooge belang der zaak willen wij toch omtrent een
paar hoofdpunten onze gedachten mededeelen. Er zijn staathuis
houdkundigen die meenendat de Staat zich in het geheel niet met
eenige armverzorging behoort in te laten; zij willen ook hier de leer
van het Laat begaan, die op-het gebied der nijverheid geldt, toe
gepast hebben. Zij zeggen in den gezonden staat loopt alles van
zelf rondhet pauperisme is een gevolg van den onnatuurlijken toe
stand, waarin door geldverspillingen en beschermiug der nijverheid
de maatschappij geraakt ishef die belemmeringen opbetracht de
lessen der staathuishoudkunde en de Staat zal van het pauperisme
genezen wordenDe weinige armoede als gevolg van buitenge
wone rampenzal in bijzondere en kerkelijke liefdadigheid vol
doende leniging vinden.
Zij die dus redenerenschijnen een gewigtig punt uit het oog te
verliezen, namelijk: dat zij zich den toestand voor oogen stellen
eener maatschappijwaarin nimmer de lessen der wetenschap zijn
miskend, -terwijl zij tegelijkertijd, wat daar mogelijk nuttig is op
den zieken toestand der maatschappij voor waarheid verklaren.
Het is alsof men van een zieke van 25 jaren zeide: waarom die
persoon zaehte kost en geneesmiddelen gegeveneen mensch van
25 jaren in de kracht zijns levens behoeft geen flaauwe lekkere
beetjes, geef hem stevige kost!
De vraag of de Staat zich met de armverzorging moet inla
ten, is, afgescheiden van alle andere overwegingen, afhankelijk van
cene andereof het bedelen moet worden toegelaten Hoe hemels
breed de opiniëu ook uiteenloopenniemand is er die het vrijlaten
der bedelarij niet als het meest demoraliserendals het meest nood
lottige hulpmiddel voor den behoeftige, als de grootste pest der
maatschappij beschouwt, een hulpmiddel dat alle lust, alle energie
verdooft. Maar wil dan de Staat het bedelen verboden hebben
dan behoort hij ook te zorgen, dat het bedelen onnoodig zij, dat
hij die niets heeft, verzorgd worde. Tot den hongerdood kan de
Staat niemand veroordeelen en zulks te minder, omdat volgens die
staathuishoudkundigen welke wij op dit punt bsstrijdenhet paupe
risme het gevolg is van verkeerd beheer, van de belemmeringen
der nijverheid in den weg gelegd, van de geldverspillingen in den
oorlog enz.maatregelenwaaraan zeker geene klasse der maatschap
pij minder schuld heeftdan zijdie er in armoede en ellende voor
boet.
Welke hadeelen nu ook aan de staatsarmenzorg mogen kleven,
men moet zich die getroosten, zoolang men het openbaar bedelen
niet kan toelaten. Aangenomen dat het zij een kwaad, hef zal
nog altijd een minder kwaad zijn dan dat wat volstrekt niet geduld
kan worden.
Doch al ware de keuze tusschen de beide kwaden moeijelijk, kan
het thans geen punt van onderzoek uitmaken, zoolang de grond
wet bestaat. De grondwet zegt in art. 195: .Het armbestuur is
.een onderwerp van aanhoudende zorg der Regering en wordt
door de wet geregeld." De zin van dit voorschrift kan geen
ander zijn dan dat de wet regelt door wie en op welke wijze voor
de armen zal worden gezorgd. Van het oogenblik dat de wet die
zorg regelt is het staatszorg.
Het aangehaalde grondwetsartikel beslist tevens een ander ge
schilpunt, of de wet ook de armenzorg der kerkelijke instellingen
van liefdadigheid kan regelen.
Het is het geheele armbestuur dat de grondwet omvat, niet een
armbestuur dat van staatswege is ingesteld, maar het armbestuur in
het algemeen. Eene wet die slechts eene soort van armeninrigtin-
gen zou regelenzou daardoor reeds niet voldoen aan de vereisch-
ten der grondwet.
Maar al bestond dit grondwettig voorschrift niet, geene wet
zoude volledig genoemd kunnen wordendie van de kerkelijke
instellingen van liefdadigheid zweeg alsof zij niet bestonden.
Er is in de laatste tijden veel gesproken van de onafhankelijk
heid der Diaconiën. In den zin die men daaraan thans geeft
heeft zij nimmer bestaan, is zij in een geordenden staat ondenk
baar.
Het denkbeeld van de onafhankelijkheid der Diaconiën is eerst
ontstaan na de wet van November 1818, toen vooral door de ko
ninklijke besluiten en de beslissingen van gedeputeerde staten cene
verpligting tot restitutiën van uitgereikte bedeeling op de Diaconiën
in zoo ruimen omvang werd toegepast, dat zij inderdaad in strijd
geraakten met den aard waartoe de gelden bestemd waren. Dit
moest verzet en onwil wekken, en men begon in de wet van 1818
te zoeken of men aan die beslissingen gebonden was en te regt
of ten onregte greep bet gevoelen wortel dat ongesubsidieerde Di
aconiën niet daardoor gebonden waren en de gcjsnbsidie6^1q»Diaco-
niën, die niet minder den soms onredelijken/dwang hindfetden,
bogen met onwil en gevoelden meer en meer Óétf tfènsch om^ge-