G00.000 fr. geschat wordt. De krooningsmanlel wordt op 140,000 fr. geschat. Aan eenen door kapitein j4. Brucevoerende hel schip Hibbertte Livcrpool te huis behoorende, aan de rceders gerigtcn brief in dato Buhia 24 Oct. 1852, ontleent men bet volgende nopens het vergaan \an het barkschip Laura en Adélevan Amsterdam. Ik ben genoodzaakt geweest, Dab ia aan te doen, ten einde aldaar de bemanning van hel nedcrlandschc haikschip Laura en Adéle, hetwelk ik den 13 dezer op 2° Z. Br. en 21° W. L.ongeveer 10 mijlen af- slands van mij, heb zien verbranden, aan land te zetten. Ik was bij den eersten oogopslag van meening, dal hel een vvalvischvaardcr was, doch liet deze mijne onderstelling spoedig varen: ik wendde den steven en stuurde in eene N. O. rigtirig naar het licht; maar weinig tijds was voldoen de, om mij to overtuigen, dat het do vlammen waren, die uit een schip opstegen. Op den 14den, des morgens ten twee ure, was ik digi genoeg bij het schipom met de per sonen, wanneer zij zich aan boord hadden bevondente kun nen spreken; maar daar ik noch bemanning, noch booten ontdekte, deed ik wenden, daar ik mij verzekerd hield, dat do schipbreukelingen zich in de nabijheid moesten bevinden en niet in staal waren ons te bereiken. In deze onderstel ling werd ik niet teleurgesteld, want naauwelijks was do dag aangebroken, of ik ontdekte aan den gezigteinder twee boo tenop welke ik dadelijk aanhield. Ten acht ure kwamen de bemanning, de kapitein, zijne echtgenoot en twee kin deren (van wclko het eene 2 jaar en het andere jaar oud was) te zamen 19 personen, bij mij aan boord. Zij bevon den zich in zeer behoeftige omstandigheden, hadden niets gered, waren in nachtgewaad en barrevoets, zonder eenige levensmiddelen en slechts in het bezit van 30 gallons water. Zij hadden slechts 4 riemen voor de twee booten, daar zij door den brand waren verhinderd om iets van beneden te krijgen, en het was hun slechts gelukt den brand tegen te houden tot dat zij de booten hadden nedergelalen. Op den l3den des avonds ten 11 ure verlieten zij het schipzonder ling voorwaar is hel, dat ik het vaartuig in den namiddag van dien dag, hebbende toen 51 dagen uitreis van Amster dam naar Batavia, nog gepraaid heb. Ten acht ure zeildo de Hibbert do Laura en Adéle voorbijtoen scheen alles wel aan boord, maar ten half negen ure bespeurde de stuurman die de wacht had, eene brandlucht, ging naar de luiken en trok de schuif opendadelijk barstten er de vlammen uil en verschroeiden zijn gelaal; doch hij sloot onmiddelijk het luik weder, zoodal men tijd had om de booten neder lo laten. Die vlam had ik het eerst gezien, waarop ik dadelijk insge lijks een licht deed vertoonen in de onderstellingdat het een schip was, hetwelk zich op de terugreis bevond. Ik zac niets meer van den brand voor elf ure, hield er tot mid- dernacht het oog op en liet toen wenden. Nadat allen bij mij aan boord waren liet ik de booten ophijschen en stuur de op het wrak aan, waar men in mijne eigene boot het een cn ander trachtte te redden doch de vlammen spaarden niets, zoodat, toen het wrak op het punt was van te zinkenmijne boot slechts met een kluiverboom en een bovenbramzeil te rug keerde. Des middags zonk hel schipnadat het 13 uren gebrand had. Daarna vervolgde ik mijne reis naar Buenos-Ayres, in do hoop schepen, naar Brazilië of Europa bestemd, !e zullen ontmoeten, ten einde daarop de schipbreukelingen te doen overgaan cn mijne reis to vervolgen. In deze hoop werd ik teleurgesteld. Op den 16den praaide ik de llenry Winch, van Londen naar Australië, welke ben natuurlijk niet kon overnemen. In den namiddag van dien dag ging ik auu boord van liet fransche barkschip Athalia, van Marseille naar Rio Grande, welke weigerde om eenige der schipbreu kelingen over te nemen, op grond van zulke nietige voor wendselen, dat het dwaasheid zou zijn, ze hier te herhalen, hoewel ik echter nooclig oordeel, zulk een gedrag bekend te maken, hetwelk ik dan ook besloten heb te Buhia te doen. Gelukkig had ik mijne watervaten eenige dagen te voren ge vuld, zoodat ik in slaat ben geweest hen allen veilig alhier te brengen, zonder dat dit eenige andere ongelegenheid heeft veroorzaakt dan consumlio der provisie en eenige dagen ver traging in de reis. Ik eindig in de overtuigingdat gij deze daad, door do menschlievondheid gebodenzult goedkeuren." Uit Polen luiden de jongste beriglen niet onbelangrijk. De regementen die de voorhoede uitmaken van hel giooto russische westelijke leger, worden eerstdaags te Kalisch, waar reeds do noodige toebereidselen gemaakt zijn, verwacht. Het groote zuidelijke leger, hetwelk in geval van nood in Turkije kan binnenrukken, neemt de linie van Volhynie tot den Do- naumond in en heeft lot middelpunt Wosnesensk. Uit Warschau meldt men voorts, dat de drukte aan hel departement van oorlog toeneemt. Sinds eenigen lijd zijn niet alleen al do verloven bij het russische leger gestaakt, maar ook allo oflicieren en soldaten die niet verlof afwezig waren, onverwijld opgeroepen. Do toerustingen worden niet alleen in hel koningrijk Polen, maar ook in bet binnenland van hel russische rijk, hoewel in stille, voortgezet. Zooveel schijnt zeker, dat Rusland op alle mogelijke gebeurtenissen wil gewapend zijn. De keizer van Ooslonrijk is denl7n dezer, omstreeks 12 ure, to Berlijn aangekomen. Er was bij die gelegen heid eene aanzienlijke militaire magl op de been. De volks menigte begroette den Keizer en den Koning overalwaar zij zich vertoonden, met luide hoera's! Dit is de eerste maaldat een keizer vau Oostenrijk daar een bezoek aflegt. Dat bel bezoek des Keizers aldaar eene gebeurtenis van hoog gewigl is, zal niemand betwijfelen; over de ware beweeg redenen ontbreekt het echter tot nu loo aan zekere berig len. Een artikel in de Ojfic. Ilan. Ztg. laat zich daarover onder anderen in dier voege uit: Hel bezoek des Keizers is van des te grooter gewigt, omdat het klaarblijkelijk niet geïmproviseerd, maar het gevolg van een rijp overleg, en van onderhandelingen is, op welke hij hierdoor als het ware hel zegel drukt. Men zal wel niet ver van de waar heid wezen, als men dit bezoek beschouwt, als cod bewijs van eene overeenkomst lusschen de groote duilsche mogend heden en Rusland, over de groote vraagstukken van den dag, zoowel do duilsche als de europesche in het algemeen. De vrees voor oorlog schijnt hierdoor meer op den achter grond geraaktwant eene aanvallende mogendheid zou geeu verdeeld Duitschland meer vinden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1852 | | pagina 2