A d v e r l e n t i n. twist mei haren minnaarin 'l waler gesprongen een mensch- lievend jonge heer sprong haar na om do ongelukkige le redden doch niet kunnende zwemmen moesl hij zyne po ging opgeven loen een schoenmaker op het hooren der noodkreten zicli le water begaf en beide drenkelingen die elkander vasthielden gelukkig op hel drooge bragt. Met permissie van den minister van oorlog kunnen de rempla- yanten ten allen tijde bij do staande armee overgaan. Te Leiden is eene koe van buitengewoon gewigt voor f 370 verkocht. Te N. Orlcans zijn 18000 balen katoen ver brand. Een amerikaansch dagblad verzekert, dat het voornaamste voedsel der Chinezen in Californie bestaat uit ingelegde rotten met suiker. De Keizer van Oostenrijk heeft zijne gewone wandelingen hervat. Een mechanicus le Brussel heeft een uurwerk gemaakt dat bewogen wordt door eleclriciteit. Te Cincinnati is een wild paard ge kocht voor 4000 dollars 10,000) bestemd voor de a. s. tentoonstelling te New York. Het gevaar voor een oorlog lusschen Rusland en Turkije is geweken, 15 en 16 Mei nederrijnsch zangersfeest le Dusseldorp. In den Haag is een dolle hond op verzoek van een geneesheer door een veldwachter doodgeslagen. In Drenthe is eene behoeftige weduwe met haar kind van koude en honger omgekomen. Zand zeep en pijpedopjes in drie maandendertien gulden. jee: "acj :es: :bse: Meijen-lSoep. «In het begin van ons trouwen zeide Frederika Zuinig, eene bij schrijver dezes welbekende vrouw »in hel begin van ons trouwen aten wij geregeld eens in de week keijen-soep." «Keijen-soep daar heb ik van mijn leven niet van gehoord wat is dat voor kost Hoe maakt men die Daar zal u het vet ook niet van opge broken hebben." «Ja om u de waarheid te zeggen het was een schrale pot maar ik ben er altijd nog blijde om dat ik ze heb leeren klaarmaken en wat meer is: ze ook heb leeren eten." »Maar zeg mij dan waarvan ze gemaakt wordt »Ik zal 't u vei halen de eerste Zalurdag Da ons huwelijk kwam mijn man te huis met zijn weekgeld. «Frederika!" zeide hij: daar moet nu af: voor de huur, voor brandstoffen voor kleeding, en de bos en daar hebt gij het overschietende doe uw best er de week mede toe te komen maar vooral maak geen schulden zorg er altijd voor een versch brood in huis le halen alvorens gij begint het laatste brood op te snijden; nieuwbakken brood te eten dat lijkt ons niet." Ik ging naar ik dacht regl zuinig le werk hoewel 't naar mijn oordeel bijster schraal was en zie daar toch eveDwel dat ik den volgenden Vrijdag na den avondmaal tijd tot mijü Jan Arie genoodzaakt was te zeggen: «wat nu gedaaD man? al mijn geld is op en er is niets in huis om morgen middag te eten. Ik hen voor mijzelve heilig overtuigd dat ik zoo zuinig geweest ben als ik maar bij mogelijheid kon zijn." Jan Arie was een best man hij misprees niets van hetgeen ik gedaan had maar zei lot mij dat vrij dan morgen wel eens keijen-soep konden eten. Hij vroeg of er nog brood in huis was. Ja zeide ik een aangesneden eD Dog een geheel brood." «Oppeibest zeide hij »en misschien hebt gij ook nog wel een beetje grutten-of roggenmeel, of wat bloem?" «Hier is nog een ziertje." Super- ber en overvloed van groenten in den hof, wij zullen een soepje klaar maken kijk van belaog toen nam hij een paar keisteenen en waschte die regt zindelijk of, en hing die over het vuur in een ketel water met twee drie uijen en een paar wortelen. Toen de wortelen gaar waren deed hij hel meel in dep ketel met wat water, wat peper en zouteen handje vol pieterselie een takje tijm en toen het grootste gedeelte van liet aangesneden brood en of gij mij gelooft of Diet het was een heer lijke maaltijd." «Maar wat was het nut van die keijen Waarom die daar niet uitge laten en 't dan groentesoep genaamd «Dat kon ik in het begin ook niet begrijpen maar luister de volgen de Zaturdag was 't van 't zelfde laken een pak en wij middagmaalden al weer met keijen-soep. In den loop van de daarop volgende week kwa men mij een paar botten uit het vleesch in de hand en toen ik juist voornemens was ze weg te werpen schoot het mij in de gedachte dat ik ze wel tot Zalurdag voor de soep kon bewaren, daar zat toch zeker meer in dan in de keisteeneo. Zoo dacht Jan Arte ook. Wij namen er de proef van en de soep werd er overheerlijk door; na dien lijd werd niet meer het minste beentje weggeworpen en loen er eenige weken verloopen waren vonden wij het kostgeld van Zaturdag middag reeds ingespaard ja er bleef reeds eeoe kleinigheid over. Jan Arie verheugde zich over dien gang van zaken en toen wij voor goed oos aan eene eenvoudige levenswijze en voeding gewend hadden en niet vroeger verleide hij mij het nut der keisteenen." «Yoor twee dingen" zeide hij «heb ik altijd getracht mij te wachten, als altoos deD ondergang na zich slepende van gerioge lieden zoo als wij zijn en dat is schulden maken en verspillen. Dus van den dag af aan, dal ik mijn eigen onderhoud moest voorzien, besloot ik le zorgen, dat er altoos brood in huis zou zijn en nam ik mij voor liever mij met brood en waler te generen dan schulden te maken maar in plaats van droog brood en koud water le drinken bedacht ik er soep van te maken en ik redeneerde als toen dus als ik er een paar keisteenen in doe daar het kooksel zeker niet beter van zal worden zal mijn vernuft zich scherpen om iels beters op te sporen dat meerder kracht en beteren smaak aan de soep geven kan." «Maar ik geloof," vervolgde de brave vrouw «dat het meer was om mijn vernuft te scherpen dan wel voor zijn eigen verstand en ik kan met alle gerustheid en waarheid verklaren dat het klaarmaken van keijen-soep mij geleerd heeft een groot aanta] za ken nuttig aan te wenden die anders ligtelijk als onnutte steenen zou den weggeworpen geweest zijn." »'t Is toch sterk hézei een dronkenlapdie op den Dam te Amsterdam, naar het leggen der gazpijpen stond of liever waggelde te kijkentot een oud vrouwtje*'t Is toeh sterkop de Schans stoken ze 't vuur en hier hebben ze er licht van." «Ik vind het nog veel sterker," antwoordde 't moedertje, «dat ze in Schiedam de jenever stoken en dat jij der in Amsterdam dron ken van bent.Hi, hi, hi! Een kroeghouder te Berlijn had ten einde de menigte tot zich te lokken, het zonderlinge denkbeeld gevormd, aan het publiek te berigten door groote aanplak-biljetten en advertentiën in de dag bladen, dat hij op een bepaalden dag in het klein zou verkoopen eene ton haringen, waaronder zich één bevond, waarin een gouden dukaat, die de eigendom zou wezen van den gelukkigen kooper van dien haring. Honderde liefhebbers begaven zich naar de kroeg, in de hoopom voor eenige weinige kreutzers een gouden dukaat te verdienen. De haringen werden letterlijk weggescheurdendank zij het zout, het drinken ging even vlug. De kroeghouder had reeds goede zaken gemaakt en de bodem van de ton werd reeds zigtbaar, zonder dat nog iemand zoo gelukkig was geweest de haring met den dukaat magtig te worden, toen een kleermakers jongen de hand in het vat stak, de zoo vurig door een ieder be geerde haring er uithaalde, en daarop zoo hard hij kon wegliep. Ondertrouwd BARTHOLOMEUS BERNARDUS BORGART en MARIA BEEKHUIZEN, Nieuwediep23 Maart 1853. De ontlergeleekende berigt door deze, dal zij een assortiment NIEUWE DAMES STROOHOE- DEN en LINTEN ontvangen heeft, volgens den laatsten smaak, als ook dal zij Stroohoedcn vvascht enz. den Helder, 28 Maart 1853, J. LEICH, Visscher, op de Laan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1853 | | pagina 3