VERGADERING PUBLIEKE VERKOOP1NG Advertentie n. dit oordeel telfs de ontwerpen Tan eeltige groote denkers niet uitsluiten; •onder anderen van den Amerikaan Wise, die een springtoestel heeft uit gedacht, dal Ier bestijging der bergen, tot overgang over afgronden enz., zou dienen. Dit toestel beschrijft hij in diervoege: wanneer men een ballon van ongeveer 18 voeten in doorsnede met zuiver waterstofgas vult, dan verkrijgt hij eene stijgende kracht van omtrent 160 pond. Een mensch van dezen ballon voorzien, die aan zijn ligchaam zoodanig is vastgemaakt dat armen noch beenen in hunne vrije beweging worden ge stremd is in staat zich zoo te belasten, dat hij óf op den grond blijven óf eene stijgende beweging tot op eene zekere hoogte kan aannemen. Op deze wijze toegerust, hecht de luchtreiziger een paar mechanieke vleugels aan zijne schoudeis vast, welke op de wijze van vogelvleugelen zijn vervaardigd die hij door een overigens gemakkelijk te behandelen touwwerk met de armen in beweging brengt en waardoor hij in staat is zich ter hoogte van 400 tot 600 voeten in de lucht Ie verheffen. «Ik heb" verhaalt Wise, «dikwijls zelf deze proeve gemaakt, en het is mij gelukt zelfs tegen een tamelijk sterken wind op te werken en wanueer ik ook somtijds zacht op de aarde werd nedergelatendan was een stoot met den voet genoeg om mij weder te verheffen en mijne vleugels te ge bruiken; nog onlangs heb ik over een dennenwoud van verscheidene en- gelsche mijlen uitgebreidheid heengezweefd en ik behoefde slechts, om verder te komen van tijd lot lijd met mijne voeten de toppen der hoo rnen aan te roeren." Wij kunnen het onze lezers niet ten kwade duiden, wanneer zij de waarheid van dit verhaal des heeren Wise in twijfel trekken, want wij zelve stellen er geen groot vertrouwen in omdat wij meenen te mogen veronderstellen dat de kracht dien de wind op eene kogelvormige opper vlakte van 18 voet in doorsnede uitoefent, volkomen toereikend is, niet alleen de kleedereo maar ook om de leden van den armen luchtreiziger te verscheuren, en daartoe zouden de vleugels veeleer behulpzaam zijn, dan dat zij daartegen eenigen weerstand zouden bieden. De eenige vei ligheid voor een zoodanigen ballon-voetreiziger ligt daarin dat hij zijne zakken vol met ballast maakt, welken hij, wanneer hij eenige voorwer pen op den grond Ie nabij komt kan uitwerpen. Doch dan is het ge volg daarvan weder, dat hij, om den grond te bereiken, genoodzaakt is gaz uit te laten, en reeds die omstandigheid maakt de zaak geheel onpraktisch. Het eenige uitzigt op volmaking der luchtscheepvaart moet gezocüt wor den in de verschillende ontwerpen om het besturen door eene kracht in den gondel te bewerkstelligen, en gevolgelijk in de uilvinding der mid delen, om het stijgen en dalen willekeurig te kunnen veroorzaken zonder gaz te moeten uitlaten of ballast uitwerpen. Wanneer dit eenmaal ge lukt is, dan mag men hopen dat de luchtslroomen in den dampkring, welke op verschillende lijden en hoogten verschillend zijn aan te wen den tot eene ten minste eenigzins willekeurige rigting des ballons. Indien dan geen gaz verloren gaat, dan kan men zich eenigen tijd naar believen in de lucht staande houden en zuiver watergaz aanwenden in plaats van het zware steenkolengazdat tegenwoordig in gebruik is. Dit doel is echter maar op ééne wijze Ie bereiken, namelijk door een ballon te ver vaardigen uit eene stof, welke buigzaam, maar levens zoo vast is, dat hij eene niet geringe spanning, die van binnen naar buiten drukt, weder stand kan bieden. Want deze spanning zou worden veroorzaakt door een tweeden kleineren ballon, die met darapkrings-lucht volgepompt kan wor den om daardoor de stijgende kracht des ballons te verminderen en hem naar believen te doen dalen. Laat men echter de lucht uit den binnensten ballon ontwijken, dan spreidt zich het waterstofgas in den grooteren uit en de balloo stijgt. Beslaat er nu geen hoop zulk een bal lon van fijn vertind ijzer, staal, zink of koperblik te vervaardigen, dal is eenen die in slaat is genoegzamen wederstand aan de inwendige span ning te kunnen bieden, dan is ook eene vordering in de luchtscheep vaart niet denkbaar. SMELTBAARHEID VAN HET MARMER. Toen Hutton zijne theorie van de vorming der rotsen door aanwending van hitte in eene groote diepte, onder den waterspie gel der zee voordroegen die theorie vooral op het eenmaal vloei bare marmer aanwenddewerd de bedenking geopperddat ten min ste bij deze en in 't algemeen bij alle kalkaardige steensoorten zulk eene oorzaak voor het vastworden niet kon aangenomen wor den, dewijl hunne bestanddeelen zuur uit de steenen verjagen en niets dan eene massa achterlatendie niet meer vloeibaar gemaakt en niet eens door hitte veranderd worden kan. Hutton echter ant woordde hierop, dat de groote drukkingonder welke de hitte op deze steensoort inwerktede afscheiding van koolzuur moest verhinderen en dat daarom bij het terugblijven hiervan het vloeibaar zijn van den kalksteen best mogelijk was. In latere tijden zag men de beves tiging reeds van deze even zoo gelukkige als uit de lucht gegrepene voorspelling. Hetgeen Hutton enkel als meening maar als eene op verstand en ervaring gegronde meeninghad voorgedragen werd spoedig daarna eene daadzaakdie ieder zien en niemand meer betwijfelen kon. James Hall smelt thans het marmerzooals men voorheen was of metalen smolt, enkel door terughouding van het koolzuur onder eene hevige drukking. De tegenwoordige duurte der aardappelen wordt in een buiten- landsch landbouwkundig blad ten deele toegeschreven aan de mode der dames, om gestijfde japonnen te dragen, waartoe gewoonlijk aardappelenmeel wordt gebezigd. Zestien japonnen zoudenom de noodige stijfheid te erlangen, 1 Weener schepel aardappelen ver- eischen, gevolgelijk verbruikt een japon op eenmaal meer aardap pelen dan een volwassen mensch. van den RAAD dor gemeente Helder, op Dingsdag den 9tlen Augustus 1853, des avonds te 7 uur. Ondertrouwd: WILLEM GROENEVELD, van den Helder, en JOHANNA ELISABETH BURK., van Amsterdam. Amsterdam 4 Augustus 1853. Eenige algemeene kennisgeving Heden overleed, tol mijne biltere droefheid, tengevolge van eene langdurige en hevige ziekte, mijn dierbare echt genoot D. de JONG, in den ouderdom van bijna dertig jaren, mij nalatende vier kinderen, welke de grootheid van hun verlies niet kunnen beseffen. Helder den 5 Augustus 1853, A. M. van GOOR, Wed. D. de JONG. De ondergeleekendeaan de kinderen van den voormaligen Kofffjhuishouder C. Blom deszelfs Logement en Koffijhuis genaamd HET HELDER- SGHE VEERHUIS, in huur afgestaan hebbendeverzoekt mits deze van zijne geëerde begunstigersvoor de nieu we bewoners, wolke bij deze eene allezins prompte, netto en beleefde bediening beloven, die gunst en locgenegen heid welke hem sedert jaren zoo ruimschoots is mogen ten deel vallen. Helder, 6 August. 1853. G. MESKER. op Dingsdag den 9 Augustus 1853, des voormiddags te 10 ure, van eenen zeer nellen en zindelijken INBOE DEL ten huize van H. Zeemanaan de Binnenhaven aan hel Nieuwediep. Daags te voren voor ieder te zien. nieuwediep bij g, bakker bz. gedrukt bij s. giltjes.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1853 | | pagina 4