GEMENGDE BERIGTEN,
oorlog legen de Turken aan Ie wenden. Beriglen uil Pe
tersburg van den 9den dezer, zeggen dat een oorlogzuchtige
geest in alle standen aldaar is doorgedrongen. De keizer
woonde dagelijks inspectiën en parades bg.
Bij de engelscbe admiraliteit zijn beriglen ontvangen
van de schepen uit do Behringslraatter opsporing van sir
John Franklm. Daaruit blijkt onder anderen, dat het schip
the Enterprise in den zomer van 1851 door de inboorlingen
gezien is op hetzelfde spoor, dut door de Invesligator hel
vorige jaar «evolifd werd.
o t o r>
ElurgerlSjke IStaisd van S? 24 SSecember
tgö3.
GEHUWD: J. J. Kuneman en J. M. C. van Bruggen.
H. J. Borgart en J. van Oostvoorn.
BEVALLEN: H. Wessel geb. Visser, D. A. C. Klein
geb. BuddeZ. G. Cliristoffels geb. Vos, D. D. Dito geb.
van Biel, D. T. J. de Kuiter geb. Kok, D. V. W. Wib-
bels geb. de WijnD. A. Andriessen geb. KoopsD. J.
de Haan geb. van der Schaaf, Z.
OVEELEDEN: T. Beek, 2 j. M. Bakker, 6 j. A.
van Hoogendalen 2 j. W. Zwart, 5 j, N. Kroonstuiver
54 j. T. Engeles, 39 j.
De vacature in den h. raad is door oen Kluit aangevuld.
De burgemeester van de stad der paleizen heeft het ge-
lukwcnschen en jeneverdrinken op 1 Jan. a.s. verboden.
De vermaarde porceleinen toren te Nanking is door beeld-
stormers vernield. Het groothertogdom Luxemburg wordt
door wolven onveilig gemaakt. De keizer van Haïti wordt in
Engeland verwacht. I.ord Palmerslon is afgetreden als
O O
minister van binnen), zaken. In het noorden van Peru
is een opstand uitgebroken. De keizer van Frankrijk
heeft uit eigene middelen 25000 fr. afgestaan om de vleesch-
houwerijen in Parijs te verbeteren. In do omstreken van
Rosendaal heeft een jager een volwassen arend gevangen,
welke in de struiken verward was en een haas in do klaau-
wen had. Te Amsterdam heeft zich een dronkaard in
't secreet van een jeneverpaleis opgehangen, In de pio-
vincie Groningen heeft een schildpad een ei gelegd.
Nabij de friesche kust is een haai gevangen van 5 voet
lengte en 50 pond gewigl, die in de boot zijnde 10 jongen
wierp. Te Zwolle is een knaapje van 4 jaren verbrand,
dat door de ouders alleen te huis was gelaten. De ver-
cenigde vloten zijn de zwarte Zee binnengestevend om eiken
aanval der Russen op lurkscbe havens te keer te gaan.
In Australië is een klomp goud gevonden van 190 pond.
In het Z. van Frankrijk worden de wegen door roovers on
veilig gemaakt. Men meldt, dat prinses Hendrik der
Nederlanden in gezegende omstandigheden verkeert.
JgËr*"" J1E3 i^L_J JSL 33U25 o
Brie trekken uit liet leven van den
hertog van Wellington.
Men heeft lang gedachtdat de hertog in de vele veldslagen die hij
bijwoonde, niet ééne enkele maal werd gewond. Gelijkluidende mededee-
Jingen van ooggetuigen bewezen later echter dat hij kort nu de bestor
ming van Badajozin een gevechtbij de fransche grenzen door een
geweerkogel in de zijde werd gewond. Dit beteekende echter weinig, de
wond werd op de plaats zelve verbonden en de hertog riep verheugd uit
«Eindelijk toch eens getroffen.
Onder de vele zaken die men aanvoert, om te bewijzen, dat de Her
tog een volmaakte gentleman wasbehoort ook deze dat hij zich
nooit aan het goddelooze tabakrooken overgaf en slechts éénmaal in zijn
werkzaam leven eene pijp in den mond had. Uit merkwaardige tijdstip
behoort in het jaar 1801 te huis. De toenmalige hertog van Cumberland
naderhand koning van Hanover, was namelijk met een aantal krijgsmak
kers, waaronder Wellington, die toen echter nog geen hertog was, zich
ook bevond te Portsmouth. Des avonds vias er partij bij de prinsen en
Wellington was ook verzocht, maar daar deze elders zaken had, wilde
hij de stad zonder op het aandringen van den hertog van Cumberland
te letten, dien avond verlaten; wat deed nu de laatste? IIij huurde al de
paarden te Portsmouth in, en daar de spoorweg destijds nog niet gereed
was, was Wellington zijn gevangene. Na den maaltijd kwam de booze
in de gedaante van een aantal aarden pijpen in de zaal, ofschoon velen
van het gezelschap, waaronder Wellington, nog nooit had gerookt. La
ter sprak hij zeer luimig over het voorval. Ilij zat, vertelde hij, achter
zijne pijp, dampte, in eene zeer vreemde gemoedsstemming, er op los
en lette op de gezigten der anderen. Het duurde niet lang of eenige van
de nieuwelingen in het vak moesten de zaal verlaten om niet zoo spoe
dig terug te komen, en altijd voortrookende zeide hij in z ch zeiven:
In ieder geval zal er toch een einde aan ni ij n rooken moeien komen
Dat einde kwam ook maar aangenaam was het niet en voortaan hield de
hertog zich slechts met rook op het slagveld bezig.
Tijdens de hertog de publieke meening tegen zich had y omdat men
dacht dat hij het volk niet genegen was, verzocht een zeker heer, Richard
Oastler bij hem gehoor, om hem nopens den waren slaat van zaken in
lichting te geven. Genoemde heer geeft van dat onderhoud de volgende
beschrijving
Ik trad de kamer binnen in welke zich de herlog bevond. Ik vond
er volstrekt niets dat groothheid aanduidde. Eene lange tafel bijna ge
heel met boeken, brieven en papieren bedekt, siond in liet midden. Zij
schenen zoo ordelijk te liggen dat de eigenaar ze wel in hel donker moest
kunnen vinden. Aan het eene einde van die tafel stond eene sofa die
eveneens met ordelijk gerangschikte papieren bedekt was, doch zóó dat
er nog voor een mensch plaats overbleef.
Hierop zette ik mij, op uitnoodiging des hertogs, neder. Toen ging
hij voor mij staan en zeide: «Nu, Mr. Oastler, wat wenscht gij mij ie
i zeggen?" Ik antwoorde dat ik het vreemd vond dat de heilog van
j Wellington stond terwijl ik zat en dat nog wel in apsleij-house. (Het
J paleis van den hertog.)
01" zeide hij, «zoo gij liever wilt dat ik ga zitten, zal ik het
doen." Hierop nam hij plaats in eenen leuningstoel, lusschen de sofa
en den schoorsteen en verzocht mij voort te gaan. Eene ontvangst
als deze zoo verschillend van hetgeen ik verwachtte bragt mij van mijn
stuk, zoo dat ik Diet dadelijk wist wat te zeggen. Hij legde zijne hand
op mijn schouder, en zeide: «als gij zoo verlegen zij t zullen wij niet
ter zake komen, vergeet dat gij hier zij tverbeeld u met een uwer bu
ren in gesprek te zijn en ga voort." Dit bemoedigend en vriendelijk
antwoord ontnam mij alle verlegenheid en na eenige voorloopige opmer
kingen, zeide ik: Er heerschen in ons land twee groole dwalingen,
die ik wel wenschte te herstellen." «Waarin beslaan die?" vroeg hij.
«De eerste is, dat de hoogere standen gelooven dat de arbeidende klasse
hun hunnen rang en rijkdommen wil ontrooven." «Dat is zoo!" her
vatte hij. Tolstrekt niet, heer hertog, niemand kent de arbeidende
klasse in Engeland beter dan ik: zij verlangt niets meer dan in staat ge
steld te worden om door vlijt voor zich en hare betrekkingen een eerlijk
stuk brood te verdienen." Het verheugt mij, u zoo te hooren spreken;
ieder eerlijke en vlijtige werkman heeft regtmatige aanspraak op derge
lijk loon voor zijnen arbeid!7' Ik verwachtte zulk een antwoord van
u, heer hertog, ofschoon ik u eene tweede dwaling heb mede te deelen."
En welke is die?77 vraagde hij. De arbeidende klasse is door hare
vijanden en de uwen in het denkbeeld gebragt dat gij haar met kogels
en bajonetten te vreden wilt stellen!'7 Inderdaad riep hij uit.
«Ja, inderdaad, genadige heer. Maar ik geloof niet dat zulks in uw
plan ligt." De hertog scheen getroffen te zijn, en hervatte: «Ik ben
de laatste die een burgeroorlog zou wenschen. Ik heb alles verkregen
wat iemand door het zwaard verkrijgen kan, de kroon uitgezonderd
en het is mijn pligt de kroon te dienen.77 ,,Knn ik dit het volk
mededeelen Gerust, zeg het, dat ik den ooilog verfoei, dat ik de
laatste zal zijn die geweld aanbeveelt!7'