Toen de boot naar zee was, kreeg de policie alhier in
zoo verre kennis van hel feit, dat zij naar den vermoedelijken
bedrijver onderzoek kon doen en gepasseerden zondag werd
haar uil Amsterdam zijn signalement bekend gemaakt. Daar
uit bleek, dal hij Hanoveraan van geboorte, 22 jaren oud
was en veel overeenkomst had met den persoon, die bij
H. B...n gelogeerd geweest en met de boot vertrokken was.
Intussehen werd het bekend, dat hij bij een schoenmaker
alhier een gordel had gekocht, omzijn geld te bergen
dat hij in den winkel van dien baas een linnen zakje,
waarin eenig klein zilvergeld was geweest, had laten liggen;
dat hij bij een uitdrager zijn pijjekker verkochteen laken-
sche jas gekocht en aan hem, benevens ander geld, een
oud dubbeltje, een oud stuivertje en een pruisisch munt
stukje in betaling had gegeven. Den volgenden dag werd
onze policio door een verbeterd signalement onderrigl, dal
hel zakje, de pijjekker, het oud dubbeltje, oud stuivertje
en 't pruisisch muntstukje gestolen waren bij den groente
boer Prikwinkel. De pijjekker is dadelijk opgeëischtnaar
Amsterdam verzonden, werd door een der knechten van
Prikwinkel voor den zijnen herkend, en ook door den kleer
maker, die hem gemaakt had.
Door deze laatste ontdekking vooral kwam de policie lot
de overtuiging wie de vermoedelijke dader moest zijn. Zij
haastte zich om zijne arrestatie in Londen te bewerken, en
dank zij den telegraaf, het berigt kwam nog tijdig genoeg
om den booswicht te beletten naar Amerika Ie vlugten.
Later vernemen wij dal een directeur en 4 agenten van
policie uit Amsterdam naar Londen zijn vertrokken, om hem
herwaarts over te brengen.
Men schrijft uit Arnhem, dd. 26 Julij, het volgende:
Van een geloofwaardig persoon vernemen wij het volgen
de merkwaardige avontuur. Eene burgervrouw, die haar
zogend kind te huis had moeten laten, moeteen reisje doen
naar Xanlan en ging onderweg in eene herberg aan den
weg, eensdeels, om er eenige ververschingen te gebruiken,
en ten anderen om te zien, of men haar daar een zogend
kindkon bezorgen dewijl zij anders last van het zog vrees
de te zullen ondervinden. Intussehen hare vertering willen
de voldoen, miste zij haar heugeltas, waarin zij ook uit
voorzorg haar oor- en halsgoud bad gedaan. Geen wonder,
dal de goede vrouw in groote verlegenheid was. Maar de
waardin stelde haar gerust, omdat zij in alles bemerkte, dat
zij eene eerlijke, fatsoenlijke vrouw voor had, zeggende:
jufvrouw heb geene zorg, ik wil u zelfs gaarne geld voor
schieten voor uwe reis. Wat hel verlangde kind betrof, de
waardin zeide haar, dat de vrouw van baar knecht een
kind van 5 a 6 weken oud had, en haar derwaarts den
weg zou wijzen. De nog altijd over haar verlies bedrukte
vrouw ging naar heihuis van den knechtdie op datoogen-
blik niet te huis was. Zijne vrouw was dadelijk gereed
haar kind aan de horst der onbekende jufvrouw Ie leggen.
Maar in het eerst wilde hel kind niet doorzuigen, en nu
begreep de moeder, dat het best ware, om zich te verwij
deren op dat het kind haar niet zou zien. De jufvrouw
moest zich achter de openslaande voordeur plaatsen, waar
zijnaardien het schemeravond was, haar wensch bevredigd
zag en hel zogend kind op de borst goed aanviel. Maar wie
beschrijft hare verbazing, toen een poos daarna, do man
binnentrad en, denkende, dat zijne vrouw achter de deur
met haar kind zal, de jufvrouw onder hel in handen
stoppen van den gestolen beugeltas zei: »daar neem maar
aan, ik zal je nog wel meer brengen 1" waarop hij dadelijk
het huis weder verliet. Na den afloop van hel zogen, gaf
de jufvrouw uit haren, nu terug bekomen beugeltas, der
moeder twee kwartjes, die er haar hartelijk voor bedankte.
Bij het wederkomen in de herberg werd het voorval mede
gedeeld, lot groote ontsteltenis «Ier waardin, die zich nu
liet ontvallen. «Lieve hemel! er is wel eens meer wat
vermist, dan is de knecht ook daarvan de dief." Dat dit
avontuur waarschijnlijk aanleiding tot arrestatie van man en
vrouw heeft gegeven, laat zich niet betwijfelen.
Wij kunnen niet nalaten de woorden over Ie nemen
die de kundige Majoor Knoop, zeker een der beste beoor
deelaars van de mogelijkheid om ons land goed te verdedi
gen, zegt bij gelegenheid van eene beschouwing van den
slag bij Reneffe (1674) in do Gids, Julij 1854, pag. 3.
«En zeg niet, dat de tijd van krijgsroem en volksgroot
heid voor ons land onherroepelijk is voorbij gegaan omdat
de staatkundige gesteldheid van Europa thans geheel anders
is dan in de negentiende eeuw; beroep u daar niet op,
dat onze voorouders in veel gunstiger omstandigheden ver
keerden dan wij, en dal daardoor voor ben gemakkelijk
viel, wal voor ons onmogelijk is; beweer niet, dat wij
thans met geduchter vijanden zullen te kampen hebben
door zwakkere bondgenooten zullen worden ondersteund en
niet die inwendige kracht kunnen bezitten, welke de geest
drift dier vroegere tijden, toen de hervorming Europa van
gedaante deed veranderen, bij ons volk ontwikkelde;
zeg dat niet, want dal zijn ijdele uilvluglen die den toets
van het onderzoek niet kunnen doorstaan. De geschiedenis
leert het onsdat onze voorouders met even magtige vij
anden hadden te kampen als die welke ons kunnen bela
gen; dat ook zij weinig konden rekenen op de onzekere
hulp van zelfzuchtige bondgenooten; dat ook bij hunne han
delingen veel onvolmaakts en gebrekkigs kan ontdekt wor
den; en, in één woord, dat de toestand, waarin zij ver
keerden, niet gunstiger was, dan die waarin wij ons, heden
ten dage bevinden.
Valschelijk beroept men zich op de staalkundige gesteld
heid van Europa om onze hedendaagsche onbeduidendheid
te verklaren en te verontschuldigen; niet de grootte en
magl der volkeren, die ons omgeven, zijn gevaarlijk voor
ons, maar wel het gemis aan zelfvertrouwen dat bij ons
bestaat; niet Frankrijk, niet Engeland, niet Duitschland
zijn de vijanden die wij het meeste moeten duchten maar
wel eigen zwakheid en onverstand; die alleen moeten wij
vreezen, die kunnen ons doen vergaan; de vereende magt
onzer vijanden is daartoe niet in staat, wanneer wij maar
zijn wat onze voorvaderen twee eeuwen vroeger waren."
Uil New-York wordt weder een verschrikkelijk spoor
weg-ongeluk gemeld. In den namiddag van den 4 July II.,
was een trein met nagenoeg 2000 menschen in aantogt naar
Baltimore, toen hij by eene bogt in den weg een anderen