N\ 47.
VAX ÖEX
1854.
ES I1ET JilEll
Wedergeboorte van het
Koninklijk Instituut.
TWAALFDE JAARGANG.
,v\,DlGEN hEt e
W U u fea G O
Dit Weekblad wordl eiken Maandag-morgen
uitgegeven bij C. BAKKER Bz.te Nieuwediep
De prijs is 80 cents in de drie maanden en voor
de buitensteden franco per post 90 cents. Men
abonneert tich bij de Boekhandelaren en Postkan
toren zijner woonplaats.
MAANDAG
ADVERTENTIES gelieve men ongezegeld aan
den Uitgever in te zenden, uiterlijk Zaturdags des
middags ten 12 ure; de prijs van 1 tol 4 regel,
is 60 cenlen, voor eiken regel meer 15 centen^
behalve 35 centen zegelregt voor elke plaatsing.
2(1 N O V E M IS E R.
STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN, VEKTOOGEN enz.
Het ontbrak ten vorige jare, toen het tegenwoordig ministerie
optrad, niet aan waarschuwende stemmen, dat men den weg van
reactie opging. Bij de heerschende verblinding waren er echter
weinigen, die er naar hooren wilden. Wel deed de naam van
van Hall aan eenige reactionaire velleiteiten denken, maar men
achtte den man geschikt, om in alle rigtingen zich op zijne plaats
te gevoelen en gelooide, dat hij de zaken in de koers, die buiten
zijn toedoen eenmaal was aangewezen, zoude blijven sturen.
Het ministerie gaf blijken, dat het wist, hoezeer de natie, niet
tegenstaande de mystificatie, waarvan men haar dupe had gemaakt,
er op gesteld was, dat in den geest der grondwet zoude worden
voortgewerkt, en de terugkeer naar het vroeger tijdperk voor goed
zoude zijn afgesloten. Het ministerie gaf daarvan blijk, toen het
in zijn programma de natie deswegens trachtte gerust te stellen.
De organen, die het vorig ministerie hadden bestreden, veree-
nigden zich in die geruststellende verzekeringen en toen men niet
dadelijk de steven zag wenden, meende men, dat dit ministerie na
den kerkdijken storm te hebben bezworen (op welke wijze dan ook)
in de rigting van zijn voorganger zoude blijven sturen.
Zij, die de reactie hadden voorspeld, begrepen zeer wel, dat
zulks niet plotseling zoude geschieden, hetgeen dadelijk eene alge-
meene kreet tegen het ministerie zoude hebben doen rijzenmaar
dat men van tijd tot tijd een weinig zoude afhoudenom ongemerkt
in het oude vaarwater terug te keeren.
Intusschen hebben wij nu reeds gezien, hoe in het financiële de
rigting reeds zeer veranderd is, hoe voor het loopend jaar door
buitengewone begrootingen de uitgaven zijn toegenomen en voor
het volgend jaar in de gewone begrooting de uitgaven met ruim
3 millioen boven het cijfer van het vorig ministerie zijn opgevoerd.
Niets is in die begrooting ofschoon het cijfer niet zoo hoog is,
dat sterker reactionairen geest verraadt dan de uitgave voor eene
herstelling van het koninklijk instituut.
In ons nummer van den 11 Februarij 1850, schreven wij
voor zoo ver een oningewijde in de geheimen van het Instituut
er over kan oordeelen, is het hoofddoelom aan de ijdelheid
van eenige geleerden en halfgeleerden en hunne vrienden een
uitweg te openen door liun den titel te schenken van lid van het
Koninklijk Instituut, Het heeft zoo iets of wat van eene ridder-
orde. In plaats, dat men het bewijs op de borst draagt, zet
men liet bij de uitgave van een boek of brochure achter den
ii naam op het titelblad en des noods tot stichting van den brieven-
besteller en van hem, die een brief ontvangt, op het adres.
Het lijdt tot geen de minste consequentie en gelijk er ridders
.zijn, die de orde verdienen en die haar niet verdienen, zoo zijn
er ledenvan het Instituutdie geleerd zijn en leden (als menschelijke
ii ijdelheid hun geen bril op de neus zet) die verwonderd moeten
rond zien, hoe zij er toch ia gekomen zijn. Het is voor eene
regering dikwijls niet onraadzaam om zulke mannen te vriend te
.houden. Het zijn mensclien met pennen, soms wel eens wat heel
kitteloorig en ligt geraakt; een titeltje is een vrij onschuldig iniüdel,
om goede maatjes te blijven en kan men bovendien dan nog wat
geld ter hunner beschikking stellen, dan wordt het des te aardiger..
Het ministerie Thorbecke ruimde de uuttelooze instelling op.
Die van het nuttelooze overtuigd wil zijrileze de bclagchelijke
verdediging van het Instituut uitgegeven in 1849 door leden van
het comitté van presidenten enz.waarvan de grondicet dezer da
gen de herinnering verlevendigde.
Hoe veel vijanden de minister Thorbecke, die zelf lid van het
instituut, toch alleen door overtuiging van de onbeduidendheid der
instelling tot de opheffing kon besluiten, zich daardoor op den hals
heeft gehaaldis moeijelijk te berekenen. Maar Thorbecke wilde
door overtuiging besturen, vroeg slechts wat naar zijn oordeel
nuttig en gepast voor de natie was, en vroeg niet, of hij zich
door hervorming vijanden maakte.
Zoodanige handelwijze kan alleen vallen in uitstekende mannen
bij wien groote bekwaamheid eene innige overtuiging en eene
krachtige liefde voor het vaderland leeft, die liever valt dan door
vooroordeelen en eigenliefde te vleijenals minister staande te
blijven.
Zoo werd er vroeger niet geregeerd, en voor de middelmatigheid
zal het altijd moeijelijk vallen, aldus te regeren; het doel wordt:
niet zaken tot stand te brengenmaar personen staande te houden.
Wanneer men de zaken maar zoo wat gaande houdt, en minister
blijft, dan is het doel bereikt. Dit doel wordt het best bereikt
door enkele personen en coterien te bevoordeelen en te vleijen.
Door onbekwame ambtenaren, door den minister Thorbecke opge
ruimd, weer op nieuw aantestellenof het tractement van een
secretaris generaal met ƒ1000 te verhoogen en dergolijkcn, al
kost het dan per slot van rekening met al die verhoogingen te
zamen drie millioen meer aan de natie, maakt men goede vrien
den. Eenige duizende guldens voor de herrijzenis van het ko
ninklijk instituut is een zeer productivc uitgaaf, men wint dnanj
'OP